Op zoek naar een ongrijpbaar gemis

Er is moed voor nodig om als dichter op de schouders van reuzen te gaan staan – en die reuzen dan nog vrijelijk te citeren ook. Natuurlijk, er zijn dichters (en niet eens de minsten) die zichtbaar uit hun Ovidius putten. Of uit Whitman of uit Baudelaire. Soms letterlijk met keurige bronvermelding, soms wat meer impliciet. Het levert vaak de prachtigste poëzie op.

In de debuutbundel Vruchtwatervuurlinie van actrice Roberta Petzoldt kom je wat dat betreft ogen te kort. Zo trekt ze gemakkelijk bij Remco Campert in, bijvoorbeeld in het gedicht ‘Pixel-perspectief’:

Een seconde naar links van het nu.

Iemand leest een boek maar ziet alleen de mensen die hem zien
iemand heeft hoofdpijn in de zon
iemand hoort iets dat niet gezegd wordt
iemand ziet een aardverschuiving op papier
iemand wil zich begrijpen

iemand loopt als een hond door de hete straten van Kingston
iemand ziet dode bomen
iemand wijkt voor families
iemand bedenkt zich voorbij de horizon.

Het is een vrij lang gedicht, dit ‘Pixel-perspectief’. Twee behoorlijke volle bladzijden. Het eindigt zo:

Iemand slikt een landgrens door
iemand slaat de handen in elkaar
iemand herinnert zich

Je moet toch wel onder een zwaar bemoste, poëziewerende steen hebben geleefd, om hier niet Camperts ‘Iemand stelt de vraag’ uit 1970 in terug te vinden. Is dat erg? Normaal zou ik op zijn minst mijn wenkbrauwen fronsen, maar nu niet. Want Petzoldt geeft de krachtige repetitio van Campert niet alleen een andere inhoud, ze durft ook de vorm onderweg steeds meer los te laten. Dat begint al in de derde strofe (van de elf) die ik ter illustratie ook nog geef.

Iemand springt van een Kroatische rots af, weet hoe het water voelt
toch doet zij het steeds weer.
We eten elke dag dingen die we al vaker aten.
Iemand blijft in zijn bed liggen om een barst in de muur te bekijken
zijn vader noemde het existentialisme
Iemand ziet Sartre naast een zangeres in het zwart de nacht volpraten
maar iemand wil niks zeggen
en eist geluk door niets te doen.

Zo langzamerhand begint in ieder geval deze lezer zich het hoofd te breken over het gedicht. Wat eerst nog een tamelijk pretentieloze Campert-pastiche leek, begint een doorwrocht geheel met talloze onduidelijkheden te worden. Is het herhaald van een rots springen echt hetzelfde als elke dag hetzelfde eten? Wat is het verband tussen Sartres tamelijk activistische existentialisme en in bed blijven liggen en niets doen? En mag ik bij die barst in de muur denken aan die bijzondere regels van Leonard Cohen ‘There’s a crack in everything / that’s how the light gets in’? En wat is dat licht dan? Het existentialisme? Sartres liefde voor een zangeres in het zwart? Of ga ik mijn boekje nu te buiten, en hoor ik dingen die niet gezegd zijn? In de vierde regel van het gedicht staat immers niet voor niets ‘iemand hoort iets dat niet gezegd wordt’.

Niet laten horen wat er gezegd wordt, is sowieso iets wat deze gedichten zo bijzonder maakt. Soms biedt de titel uitkomst, maar vaak zelfs dat niet. Het gedicht ‘Mesdag’ bijvoorbeeld gaat over observaties. ‘Vandaag loerde ik door een gluurspleet van een vogelhut / vergaapte me aan badderende rotganzen / roddelend over de lente’ is de eerste strofe. Er wordt in het hele gedicht vooral en voortdurend gekeken. Maar het maakt voor mijn interpretatie nogal wat uit of ik Mesdag met de schilder in verband moet brengen of met de kliniek. Het gedicht sluit ze geen van beide uit.

Een ander indrukwekkend gedicht gaat als volgt:

Een tor in je kop
een klap in je nek
op een terras
in de zon.
Een Spaans dorp waar alles ’s nachts open bleef
met een leuk hondje dat je volgt.
Ik dronk nog geen espresso
alle sinaasappels konden mij gestolen worden
de citroenen doodvallen
in de zon.
In een witte onderrok liep ik over de bergen
elke nacht bezocht ik mijn angst
om te kijken of ik nog kon groeien.
Een dier had onze tent aan stukken gereten
nu weet ik dat het nodig was.
Het leuke hondje werd in de auto gefloten
ik begreep de stilte niet.
We zaten op de bank met thee
het was twaalf uur
ik wou de zon nooit meer zien.

Dit gedicht heet ‘Hoe je ouders elkaar verlaten’ en ik heb lang getwijfeld over de zin van deze expliciete titel. Nergens in het gedicht komt de aanstaande scheiding van de ouders van de ik-figuur letterlijk terug. En toch laat het ook zonder die kennis al een behoorlijk heftige indruk achter. Laten we zeggen dat er betere Spaanse vakanties denkbaar zijn! De titel haalt natuurlijk een deel van het raadsel weg. Dit gedicht heeft maar één mogelijk thema: de gevoelens van een kind dat op vakantie hoort dat haar ouders uit elkaar gaan. De titel sluit een hoop andere interpretatiemogelijkheden uit en meestal is dat jammer. Toch is er hier naar mijn gevoel iets anders aan de hand. Het bericht over de scheiding zet alles vanaf die ‘tor in je kop’ juist in gang. Het mooie is dat de tekst diffuus blijft ondanks de kennis die de lezer inmiddels heeft. Duidelijkheid schept onduidelijkheid in het hoofd van een jong meisje. Zo ziet de wereld eruit als hij aan het instorten is.

Ik had het aan het begin over de schouders van reuzen en noemde Campert. Ik kan daar nogal makkelijk Paul van Ostaijen aan toevoegen vanwege regels als ‘Bal-bom / explosieballon / vruchtenhagel / uit onzichtbare schedes trokken we zwaarden van vlier’ (uit ‘Jachtseizoen’), alsook vanwege de in steeds kleinere letters weg klapwiekende zwanen in ‘Bidden’.

En dan is er dat ene acht bladzijden lange, ongrijpbare gedicht, dwars over de bladzijden gedrukt midden in de bundel. Het heet ‘Failure notice-Herrijzenis’ en staat vol met getallen en symbolen als pijltjes, smileys, plussen en noem maar op. Zelfs een foto maakt er deel van uit. Het gedicht speelt even hard met lettertypes als met associaties en heeft daarin toch ook wel weer iets Van Ostaijen-achtigs.

Maar ik moest aan iets heel anders denken. Ik hoorde ineens ‘Revolution 9’ weer, die detonerende tien minuten op het witte album van de Beatles uit 1968. Het klonk toen al als een stroom ongewenste lades die opengetrokken werden. En laat dat nou precies het fragment uit het gedicht ‘Poot gebroken’ zijn, dat Petzoldt achterop de bundel heeft laten zetten:

Ik heb je gemist toen iemand me liefhad vandaag.
Ik voelde de handen van een vrouw zich om mijn hoofd vouwen
voelde haar hart me liefdevol toe bonzen
met pijn liet ik me koesteren.

Ik heb je gezien vandaag
in sluimerstand verscheen een slideshow van jouw lach.
Toen foto’s nog van korrels werden gemaakt
kon je kiezen
vandaag trekt stroom ongewenste lades open.

Ook hier weer de pijn van het gemis. Misschien moet ik zo ook het eigenaardige ‘Failure notice-Herrijzenis’ lezen. Als een onzekere, pijnlijke zoektocht naar iets wat misschien wel nergens grijpbaar aanwezig is.

Jan de Jong

Roberta Petzoldt – Vruchtwatervuurlinie. Van Oorschot, Amsterdam. 68 blz. € 18,50.

Deze recensie stond eerder in Levende Talen Magazine 2019-3.