In De Groene Amsterdammer bespreekt Kees ’t Hart deze week de romans die op de shortlist van Libris Literatuur Prijs 2022 staan. Het stuk laat ook vooral zien waar ’t Hart als criticus staat. Bij de De atlas van overal van Deniz Kuypers komt ’t Hart tot de volgende ontboezeming:

Ik wil soms wel af van die oproepen tot medegevoel van collega-schrijvers, die je vaak aantreft, maar durf dat niet snel te bekennen. Ik heb het liever niet meer. Ik heb dat gevoel namelijk al voor ik begin te lezen, daar heb ik geen romans voor nodig. Ik heb het idee dat ik er steeds minder in geïnteresseerd ben om via romans betrokken te raken bij het leven van anderen. En daarin mee te leven. Van de oproep tot medegevoel in romans word ik wel eens zenuwachtig, bedoel ik, het helpt me niks, ik word er zeker niet ‘in het echt’ empathischer van.

Iets later verwoordt hij zijn eigen lezerspoëtica als volgt:

Kortom, waarom lees ik romans? Om aangeraakt te worden denk ik, om me ongestoord door empathische bedoelingen van de schrijver in andermans dromen en illusies te mogen begeven. Niet om wijzer te worden of medelevender, diepzinniger of arroganter. Maar om voort te kunnen dromen en te zien wat nauwelijks zichtbaar is: ‘Nauw zichtbaar wiegen op een lichten zucht/ De witte bloesems in de scheemring – ziet/ Hoe langs mijn venster nog, met ras gerucht,/ Een enkele al te late vogel vliedt.’ Deze fabuleuze Kloosregels brengen me vreemd genoeg altijd terug op de uitgangspunten van mijn lezen.

Kees ’t Hart komt wat dat betreft niet aan zijn trekken met de romans op de shortlist, ze roepen te veel op tot begrip:

Tot het juiste meegevoel. Juist dat houdt me tegen, ze willen me ergens van overtuigen: ik hoef niet meer overtuigd te worden. Ik wil dat liever niet meer, ik ben al overtuigd.

Lees het hele stuk hier.

De Mitsukoshi Troostbaby Company van Auke Hulst moet volgens ’t Hart trouwens de winnaar worden.