In de kast, uit de kast

Wie een beetje de kranten bijhoudt, denkt al vrij snel dat het literatuuronderwijs een aflopende zaak is, dat we met z’n allen afstevenen op een tijdperk waarin analfabeten les krijgen van laaggeletterden. Organisaties die drijven van het subsidiegeld bevestigen doorgaans het doemscenario waarin de enige oplossing lijkt te zijn dat de organisatie zelf meer geld moet krijgen voor leespromotie.

Wie een keer naar de Dag van het literatuuronderwijs in Rotterdam gaat, is al snel overtuigd van het tegendeel, want daar zie je honderden geïnteresseerde docenten, die kennis opdoen en kennis delen. Als je rekent dat er ook nog eens honderden van die leraren gewoon aan het werk waren, dan ben ik nog wel optimistisch gestemd over de toekomst van het literatuuronderwijs. Het beste literatuuronderwijs wordt, ik heb geen wetenschappelijk onderzoek gedaan, gegeven door docenten die zelf ook lezen en hun enthousiasme kunnen doorgeven aan de leerlingen.

Ik kwam bij een panelgesprek terecht waarin Roos van Rijswijk sprak met queerschrijvers Splinter Chabot, Hanna Bervoets en Valentijn Hoogekamp. Helaas werd de enorme lijst met regenboogboeken op Tzum niet genoemd, evenmin het BruutTaal Regenboogboek van het jaar: Buitenleven van Nina Polak. We hebben nog wat zendelingenwerk te doen.

Een van de kwesties was hoe zichtbaar de boeken moesten zijn op een lijst. Moest je queerboeken apart zetten op de lijst, zodat ze herkenbaar zijn, misschien wel een sticker met een regenboogje op de rug of nog zichtbaarder: in een roze kast zetten. Het gevaar is dan dat een leerling die op ontdekkingstocht gaat nauwelijks meer anoniem en ongezien een boek kan lenen. Door boeken in een roze kast zetten, komt een leerling minder snel uit de kast. Ik voel ook nog steeds een zekere oeroude angst om te kijken in de roze kast van het Forum Groningen, terwijl ik zelf met meer dan één boek in de kast sta.

Er waren in de zaal docenten die het lastig vonden om queer-boeken te thematiseren, want een gesprek in de klas kan makkelijk ontsporen, waardoor je het tegendeel bereikt van wat je beoogt. Chabot herinnerde zich een situatie op zijn school waarbij een vriendin van hem in de klas allerlei homofobe dingen zei. Dat zoiets gezegd kan worden en niet wordt tegengesproken door de leraar, weerhoudt je er wel van om jezelf te outen voor een groep. Elke lhbtq+-er herkent die situaties uit zijn jeugd.

Er waren een hoop mitsen en maren en do’s en don’ts, maar we vergeten soms dat een dergelijke discussie voor het eerst op dit podium gevoerd werd, in de aanwezigheid van heel veel goedwillende docenten. Dat is hoe je het wendt of keert toch winst.

Uit mijn eigen praktijk weet ik dat je ook kunt overdrijven. Ik kwam er vorig jaar achter dat mijn leeslijst met verplichte boeken voor de eerstegraad wel heel erg opgequeerd was. Naast Pijpelijntjes van Jacob Israël de Haan, Het jongensuur van Andreas Burnier, Een Alpenroman van Simon Vestdijk, Mystiek Lichaam van Frans Kellendonk moesten mijn studenten ook Sprakeloos van Tom Lanoye lezen. De meesten zijn na het lezen van deze lijst gewoon hetero gebleven. Die conditie schijnt namelijk aangeboren te zijn.

Coen Peppelenbos