En ze leefden nog

Vanaf het begin gaat alles al mis in Alles komt goed van Rob van Essen. Laura komt op het politiebureau terecht, omdat ze haar demente vader in een rolstoel aan de waterkant heeft laten staan terwijl het hard regende. De politiepsychologe noemt het een ‘absence’. Laura, normaal zeer evenwichtig, belt Rudolf, haar minder stabiele man, op om haar op te halen van het bureau. Deze raakt zo in paniek, door het telefoontje van zijn vrouw en zijn vermoeden dat zijn minnares Eileen zwanger is, dat hij met zijn auto verongelukt, nadat hij eerst nog in het ziekenhuis een invalide jongen een klap heeft verkocht. De toon is gezet.

Sinds zijn debuut Reddend zwemmen worden de romans van Rob van Essen bevolkt door personages die zichzelf in de problemen werken en vervolgens de grip lijken te verliezen. In Alles komt goed is het niet anders: Rudolf belandt na het ongeluk in een landhuis, lijkend op zijn oude kostschool, dat bewoond wordt door een gesloten geloofsgemeenschap van grijze mannen met vettige baarden, vrouwen in lange rokken, kleine kinderen en de invalide jongen die hij een klap had gegeven. Het is een situatie waarvan het onduidelijk is of het realiteit is, of dat het waanvoorstellingen of droombeelden van Rudolf zijn. Ook voor Rudolf is dat onduidelijk en hij komt langzaam tot de conclusie dat hij in ‘zijn hiernamaals’ moet zijn. In zijn hiernamaals probeert hij met behulp van herinneringen grip te krijgen op zijn werkelijkheid. Herinneringen aan zijn vroeggestorven vader, aan zijn tijd op de kostschool, het begin van zijn relatie met Laura.

Dit wordt afgewisseld met de hoofdstukken waarin Laura haar leven weer op orde probeert te brengen, maar ook zij belandt steeds vaker in situaties waarvan ze niet snapt hoe ze erin verzeild is geraakt. Situaties die mogelijk alleen maar in het hoofd van Laura plaatsvinden. Hoe dan ook stapelen de herinneringen zich ook bij haar op; eerdere relaties, haar dode moeder, de aftakeling en zorg voor haar vader, haar onvruchtbaarheid, en haar relatie met Rudolf.

De wereld waarin Laura en Rudolf ronddwalen is een ’twilight zone’, waarin het even prettig toeven is, maar waaraan wellicht geen ontsnappen meer mogelijk is. Een macaber sprookje waarbij je wel hoopt op een goede afloop, maar je toch nauwelijks durft te geloven in wat de titel belooft. In overwegend korte scènes beschrijft Van Essen hoe Laura en Rudolf in die wereld weer aanknopingspunten voor hun relatie proberen te vinden, om vervolgens weer te verantwoorden dat de relatie mislukt is. Het lijkt onmogelijk dat alles, of überhaupt iets, nog goed gaat komen, totdat er plots weer een lichtstraaltje door de donkere wolken komt. Zo beginnen zowel Rudolf als Laura afzonderlijk van elkaar op vrijwel hetzelfde moment weer met roken. Ooit waren ze samen gestopt. En met het opnieuw beginnen, denken ze beiden dat ze zich van elkaar verwijderen, terwijl ze op dat moment dichterbij elkaar zijn dan ooit tevoren. En zo gaat het meer in de dagen dat we Laura en Rudolf volgen. Ze lijken zowel in afstand als in geest soms lichtjaren van elkaar verwijderd, maar dan komen ze door overlappende ontmoetingen weer even heel dichtbij elkaar.

Het zijn maar vijf dagen die Van Essen beschrijft, maar het zijn overvolle dagen. Om over die etmalen in algemene zin iets te zeggen is niet makkelijk. Je vervalt al gauw in platitudes als ‘hoe verschillend we de werkelijkheid beleven’ ‘worden we gevormd door de gebeurtenissen of is het andersom’ en ‘hoe goed kennen we elkaar in een relatie’. Maar Alles komt goed wordt nergens plat. Het is een meesterlijk spel met fantasie en werkelijkheid, waarin de gapende kloven in een relatie worden blootgelegd aan de hand van prangende herinneringen. Dat klinkt weer erg zwaar, maar nergens leidt dat in deze roman tot topzwaarte. De gortdroge humor van Van Essen, de terloopse maatschappijkritiek en de terzijdes over beeldende kunst, film en popmuziek behoeden ons voor al te zwarte gedachten en brengen de hoofdpersonen zo hier en daar enige hoop op loutering.

Zoals het in Van Essens vorige roman Visser een overleden kind was dat een schaduw legde over de gebeurtenissen en een grond gaf voor het uit de hand lopen van alles en de aanleiding van de ellende een eenvoudige opmerking van een leraar was, zo lijkt Van Essen in Alles komt goed een complexer wereldbeeld te willen schetsen. Er is geen eenduidige reden als er iets misgaat, er zijn vele redenen en voor iedereen zijn ze weer anders. En simpele oplossingen zijn er al helemaal niet. Waar voor Rudolf het zinnetje ‘Alles komt goed’ een geruststellende bezwering is, is het voor Laura een platte leugen.

Met deze overvolle roman heeft Rob van Essen het zich allesbehalve makkelijk gemaakt. Het had gemakkelijk kunnen leiden tot één grote brei van wijsheden, een roman waarin de schrijver duidelijk teveel hooi op zijn vork heeft genomen. Maar als het wel slaagt, zoals met Alles komt goed, dan ligt er iets bijzonders. En Van Essen slaagt met vlag en wimpel.

Gideon van Ligten

Rob van Essen – Alles komt goed. Atlas Contact, Amsterdam. 384 blz. € 22,95.