Duivelskinderen, niemandskinderen; Titus en brae

En ik herinner me Titus Broederland, de vijfde roman van Auke Hulst is het verhaal van de twee broers Broederland. Hulst laat de lezer vanaf de eerste bladzijde meekijken met de broer van Titus, door Titus brae genoemd. Broer brae vertelt zijn herinneringen over Titus. Je maakt kennis met hem op het moment dat hij als een soort homo silvaticus, volledig vervreemd van de wereld, zijn leven leidt: ‘Ik ben te alleen om nog bij anderen in de buurt te kunnen komen.’ Hij vertelt dat Titus dood is en dat hij zelf nog zwerft. Vervolgens neemt hij de lezer mee in zijn herinneringen over Titus Broederland en vertelt hij het verhaal van deze duivelskinderen.

Titus en brae groeien op in een afgelegen krot, samen met hun gelovige vader. Hun moeder verloren ze toen ze geboren werden en hun vader lijkt geen echte zorg voor de jongens te dragen. Broederlands wereld is hard, kil en emotieloos en de jongens worden weggehouden van de buitenwereld, soms zelfs verstoten: ‘Een duivelsduo wordt nergens gepruimd.’ Ze groeien op in een wereld vol impliciet en expliciet geweld. Als tegen het zestiende levensjaar van de tweeling een zinkgat hun huis dreigt op te slokken, besluiten Titus en zijn broer hun vader te verlaten. Ze trekken de wijde wereld in, op zoek naar de zee waar de vader weleens over sprak. Langzaam verandert En ik herinner me Titus Broederland in een roadnovel. Samen trekken de jongens rond, met hun gitaar, in een wereld waar niemand ze accepteert. Steeds verder trekken ze westwaarts. Tot het moment dat de jongens elkaar voor het laatst uit het oog verliezen; uitgehongerd en volledig vervreemd.

titusEn ik herinner me Titus Broederland intrigeert vanaf de eerste bladzijde. Op geen enkele wijze lijkt de in het verhaal beschreven wereld op onze hedendaagse wereld en tóch weet Hulst een geloofwaardige wereld te creëren. Hij schept met de wereld van de Broederlands een wereld vol haat, gebrek aan empathie en vol geloof en ongeloof. Een wereld waarin wapengebruik, moord en diefstal normaal lijkt. In die wereld laat hij twee – voor eenieder – herkenbare jongens opgroeien: Titus en zijn broer. In eerste instantie lijken de jongens in alles op iedere gewone jongen. Echter dat verandert: ze worden hard en emotieloos. Door ze een beroerde opvoeding te schenken zorgt hij bij de lezer voor begrip: Titus en brae kennen geen genade, geen liefde en een respijt. Volledig begrijpelijk veranderen de jongens in jongens die voor niemand te begrijpen zijn.

Geheel in de stijl van Kinderen van het ruige land wisselt Hulst rauwe zinnen af met diepgaande overdenkingen: ‘Met de ogen dicht zie je dat het verleden ín je leeft, dichterbij nog dan dicht op de huid.’ Uiterst effectief is daarbij het spel met de chronologie. Hulst springt heen en weer tussen heden, verleden en eerder verleden, spelend met de herinneringen van brae. Diverse malen voorziet hij de lezer daarbij van zorgvuldig gedoseerde vooruitwijzingen: ‘Voor ons gevoel zelfs alles, maar dat was een tragisch misverstand.’ Prachtige beelden zorgen voor een scenisch verhaal dat indruk maakt:

Nu ik terugdenk aan die tijd, dringen zich vooral details op, alsof herinnering een wind is die stof en pollen vergaart, maar grotere objecten niet van hun plaats krijgt.

Tegen het einde van het verhaal dreigt Titus’ levensverhaal te gaan kabbelen. brae’s herinneringen verzanden in een opeenstapeling van ellende, moord, uithongering: ‘Uit deze tijd restten losse beelden die ik stuk voor stuk zo willen vergeten.’ Gelukkig keert Hulst het tij. Met en indrukwekkend en onthullend einde sluit hij zijn herinneringen aan Titus af.

Marloes Otten

Auke Hulst – En ik herinner me Titus Broederland. Uitgeverij Ambo|Anthos, Amsterdam. 266 blz. € 19,99.