Toen Vestdijk op 17 oktober 1948 zijn vijftigste verjaardag vierde, verspreidde Podium in een grote oplage het Vestdijknummer. In deze aflevering van het literaire maandblad staat dat befaamde kwatrijn van Roland Holst, waarvan de laatste regel de eenentwintigste eeuw nog heeft gehaald. ‘O, Gij, die sneller schrijft dan God kan lezen!’ De verschillende uitgevers van Vestdijk hebben bij elkaar vier hele pagina’s nodig om de leverbare Vestdijk uit te venten.

Fokke Sierksma eindigt zijn essay in het Vestdijknummer met een klagerig postscriptum over de beperkte beschikbaarheid van Vestdijkvertalingen: ‘Maar hoeveel van zijn boeken zijn er vertaald? Drie, en dan nog wel in het Duits.’ De oorlog lag nog vers in het geheugen. Fokke vervolgt: ‘Misschien zijn er nog uitgevers en/of andere figureren met invloed op dit terrein, die tussen hun drukke en belangrijke bezigheden door nog even de tijd kunnen vinden om te schrikken bij de gedachte aan al die vertaalde De Hartogs, Anne de Vriezen, Ammers-Küllers en hoe ze maar heten mogen.’

Weggemoffeld naar de laatste pagina is een mededeling van de redactie, die zich verontschuldigt voor het feit dat door ‘beperkte plaatsruimte’ niet alle huldeblijken aan het adres van Vestdijk konden worden geplaatst. De geweigerden worden met naam en toenaam op een rijtje gezet: S.P. Leiker, O. Noordenbos, Paul van ’t Veer, Gerard Walschap. Het ligt echt niet aan ‘de qualiteit der inzendingen’, benadrukt de redactie.

Voor mij heeft dit lullige bericht toch iets van een openbare executie.