De kunst van het weglaten

Het is moeilijk om een recensie te schrijven over een boek waarin de schrijver voortdurend informatie achterhoudt. Zo weet je in het begin van De omweg, de nieuwe roman van Gerbrand Bakker wel vrij precies waar het verhaal zich afspeelt, Wales, in de buurt van een dorpje dat Waunfawr heet, maar over de Nederlandse vrouw die haar intrek heeft genomen in een afgelegen huis, komen we heel weinig te weten. Ze wordt de hele tijd met ‘ze’ aangeduid en haar man, die in Nederland is achtergebleven zonder dat hij weet waar zijn vrouw naar toe is, wordt ‘de man’ genoemd. Waarom zit de vrouw in Wales? Waarom zegt ze niets tegen haar man? Waarom wil de vrouw op zo’n afgelegen plek voor langere tijd wonen. In de eerste honderd bladzijden van de roman krijg je uiterst summiere antwoorden op die vragen. Je komt te weten dat ze als onderzoekster Emily Dickinson bestudeert en dat ze een affaire heeft gehad met een student. Bakker speelt duidelijk een spel met de lezer.

Hierna zeg ik iets meer over de inhoud en ik ‘verraad’ daarmee ook enkele lijnen in het boek. Wie de roman nog niet gelezen heeft, moet hier dus ophouden met het lezen van deze recensie, anders vergal ik teveel leesgenoegen. Ik raad het boek wel van harte aan.

Makkelijk maakt Bakker het je niet. De continu rokende vrouw is continu bezig op het land rond haar huis; ze probeert tevergeefs de ganzen te beschermen tegen roofdieren, ze snoeit en knipt, maakt oude wandelwegen die ook over haar erf  lopen weer begaanbaar en je vraagt je de hele tijd af waarom ze zoiets doet en waarom wij al die handelingen moeten weten. Pas langzaam dringt het besef door dat de vrouw ziek is. Ze slikt veel pijnstillers en een terloopse zin die de man hoort als hij bij zijn huisartsenpraktijk langsgaat en de dokter per ongeluk iets zegt over zijn vrouw is veelzeggend: 

‘Hoe is het nu met haar? Volop in behandeling?’
‘Het gaat wel,’ zei hij.
‘Het gebeurt niet vaak dat er tijdens een fertiliteitsonderzoek iets anders gevonden wordt. Daar letten ze niet op.’

Dit citaat staat op bladzijde 83 en de directe conclusie die ik trek is: de vrouw heeft kanker. Alleen dat woord, noch de naam van een andere mogelijke ziekte valt in het boek. Dat de ziekte in een rap tempo voortschrijdt blijkt echter wel uit de uitvalsverschijnselen die de vrouw in de rest van het boek parten zullen spelen. Pas als je de wetenschap hebt dat de vrouw ernstig ziek is, krijgen de handelingen daarvoor betekenis. Ik zie althans in de verwoede pogingen van de vrouw om de wildernis in haar tuin te beteugelen een poging om controle te krijgen op de voortwoekerende natuur. Daar kan ze structureren en construeren wat ze wil, terwijl ze haar eigen lijf niet meer de baas is. Aan de andere kant wil de vrouw zich ook een paar keer totaal, naakt, overgeven aan de natuur en dat lijken heftige geluksmomenten. Ze geeft zich over aan krachten die ze niet de baas kan. Dat gebeurt een keer als ze gaat zwemmen en eerder als ze midden in een kring stenen gaat liggen slapen. Helaas wordt zij daarbij door een das in de voet gebeten, zodat ze weer terug in de werkelijkheid gehaald wordt.

Ziekte en de naderende dood lijken zeer zware onderwerpen te zijn, maar het lukt Bakker om die zwaarte uit de weg te gaan. Dat heeft voor een deel met de afstandelijke manier van schrijven te maken. Je komt namelijk niet echt te weten wat de vrouw denkt, welke gevoelens zij over haar ziekte heeft. Voor een ander deel is het ontbreken van zwaarte te danken aan de humoristische intermezzo’s waarin de man in Nederland gevolgd wordt. Hij voert wezenloze discussies met zijn schoonouders en krijgt hulp van een agent die niet alleen in de zaak van de verdwijning is geïnteresseerd, maar ook in hem.

Doodsengel

En dan komt opeens de jongen Bradwen met zijn hond haar leven binnen gewandeld. Een levenslustige knaap die zich voordoet als beschrijver van de wandelpaden die door het land liggen. Hij dringt het isolement van de vrouw binnen en blijft in haar huis hangen. Zijn vitaliteit staat in contrast met de neergang van de vrouw en zijn aanwezigheid dwingt haar tot een laatste opleving. Hij is een beetje te vergelijken met Tadzio uit Dood in Venetië, een mooie jongen die verleidelijk is zonder dat hij het weet en tegelijk met zijn engelachtige aanwezigheid de dood aankondigt.

De inkomende jongen laat je ook terugdenken aan de komst van Henk op de boerderij van Helmer in Boven is het stil. Ook daar was er een continue erotische spanning voelbaar, maar met dit verschil dat het juist de jonge Henk was die uit zijn lethargie getrokken moest worden.

Ook hier wordt het bij Bakker niet zwaar van toon. Hij blijft de nadruk leggen op de handelingen van de vrouw, maar in het licht van het naderende einde wordt het boek wel meer zwanger van onheil. De omweg is in tal van details goed uitgewerkt, dat blijkt bijvoorbeeld als de vrouw Agnes blijkt te heten en niet van lamsvlees houdt. Ondanks dat veel verzwegen blijft in de roman, raakt het boek aan heel veel thema’s zonder ergens al te expliciet te worden. Dat lijkt de kracht van Bakkers oeuvre te worden: betekenis meegeven aan zinnen die op het oog gewoon zijn, maar een wereld aan emotie meetorsen. De omweg is daar opnieuw het bewijs van.

Coen Peppelenbos

Gerbrand Bakker – De omweg. Cossee, Amsterdam, 238 blz. € 19,90