Elsbeth Etty was niet zo te spreken over derde deel van de dagboeken van J.J. Voskuil, Martelaarschap, dat blijkt al uit de titel van haar stuk: ‘Han, de hork’. In De Groene citeert ze de antisemitische passages en haalt ze ook Voskuil eigen mening aan over ‘de eindeloze opsommingen van wat je gedaan hebt’; ‘traag, verward en onbenullig’ vond hij ze soms. Etty eindigt aldus:

Omdat hij daarin volkomen gelijk had, rijst de vraag waarom deze veelal haastig neergepende en inderdaad vaak onbenullige dagboeknotities publicatie verdienen. Voskuils uitgesponnen klaagzangen over zijn werk, huwelijk en zinloze bestaan in Martelaarschap halen het in de verste verte niet bij de vertolking ervan in zijn even meeslepende als zorgvuldig gestileerde romancyclus Het Bureau. Wat het dagboek daaraan toevoegt, is ontluisterend.

De bespreking schoot Gerbrand Bakker in het verkeerde keelgat. In een ingezonden brief in De Groene typeert hij Etty als een ’tegenlezer’ die bij voorbaat al een negatieve opvatting heeft over het te bespreken boek.

Ze sprokkelt een aantal citaten bij elkaar waaruit blijkt dat Voskuil een ‘hork’, ‘racist’ en ‘antisemiet’ is en noemt het dagboek ‘ontluisterend’.

Bakker heeft een andere opvatting over de dagboeken en komt met een oplossing:

Het hele derde deel is één groot feest voor Bureau-lezers! Daar zou ze dan toch blij mee moeten zijn? Maar nee, als tegenlezer kan en mag dat niet, dan moet je het op de man blijven spelen. Ik meld me hierbij vrijwillig aan om deel vier te bespreken.