‘Intussen was het lente geworden’

De lerarenroman is de laatste jaren erg in de mode. Jan Siebelink, Bart Koubaa, Rob van Essen, Henry Sepers, Robert Anker, L.H. Wiener om er maar een paar te noemen, gingen Cyrille Offermans al voor. In zijn romandebuut Dood van een leraar koppelt hij de clichés over het onderwijs aan een niet erg realistische hoofdfiguur.

Want wat zouden de terugkerende elementen in een lerarenroman zijn: de vreemde collega’s, de rare rector, de merkwaardige manier van vergaderen, de nieuwe ideeën over het onderwijs afgezet tegen de oude ideeën, de rapportenvergadering en ga zo maar door. En ja al deze zaken komen voor in het leven van Freek Moerdijk, afgestudeerd filosoof, die na een mislukte baan binnen de uitgeverij, waar de commerciële jongens het wonnen van de oude manier van uitgeven door intellectuelen, en een half baantje bij een cultureel programma (type Kunststof) voor de radio, kiest voor een baan in het onderwijs.

Alhoewel je in het begin nog denkt dat er een liefdesgeschiedenis bij komt, dankzij een passionele jeugdliefde, wordt met dat gegeven verder niets gedaan. Freeks leven neemt een omweg via Barcelona waar hij een nieuwe geliefde ontmoet en binnen de kortste keren woont het paar in Nederland, krijgen ze een kindje en zoekt hij een vaste baan op school. Dat mag allemaal, maar veel spanning creëer je er niet mee. Het persoonlijke leven van Freek heeft bovendien geen enkele relatie met zijn leven op school. Daarbij komt dat zowel Freek als zijn vrouw twee uiterst cultureel verantwoorde types zijn. Hij is filosoof, houdt van lezen (hij is erfelijk belast, want zijn vader schrijft voor Groen Nederland, wink wink) en is alleen maar geïnteresseerd in klassieke muziek, zij speelt in een klassiek orkest en is gek op kunst. Nergens, maar dan ook nergens, denk je dat je te maken hebt met een achtentwintigjarige jongeman, niet in de muziekkeuze, niet in zijn interesses, niet in zijn kennis, niet in wat hij in zijn vrije tijd doet. Als de leraren een gezamenlijk uitstapje maken naar Düsseldorf, dan leidt Freek ze rond in het museum, want ‘Toevallig kende ik Grosz behoorlijk goed.’ En dan krijg je ook nog uitleg over de kunstenaar die meer past in een essay van de oude Offermans dan bij de gedachten van de jonge Freek.

De roman mislukt aan alle kanten en dat is nog het duidelijkst te zien aan de manier waarop Offermans het verhaal na een witregel hervat: in meer dan de helft van de gevallen zit daar een tijdsaanduiding in. ‘Een paar dagen later’, ‘Een paar uur later’, Pas toen we weer thuis waren’, ‘Het was tien uur’, ‘’s Middags om drie uur’, ‘De volgende ochtend’, ‘Na het ontbijt’, ‘Voor we naar huis gingen’, ‘Om twaalf uur’, ‘Twee dagen later’, ‘Een dag nadat’, ‘Een paar dagen later’, ‘Intussen was het lente geworden.’ Je gaat op dit soort zaken letten, als blijkt dat het verhaal je niet boeit. Oh ja, er gaat ook nog een leraar dood, maar dat gegeven is net zo spannend als de titel.

Coen Peppelenbos

Cyrille Offermans – Dood van een leraar. Cossee, Amsterdam, 316 blz. € 19,90.