Menno Wigman had ooit de ambitie om in de gevangenis te belanden, niet als gevangene maar als bibliothecaris. In Red ons van de dichters (2010) schrijft hij dat het plannetje mislukte: geen gevangenis wilde hem hebben.

A. Marja slaagde wel. Na een als sollicitatiebrief vermomde smeekbede werd de dichter in 1948 aangenomen als sociaal ambtenaar bij de Huizen van Bewaring. Zijn belangrijkste opdracht was het inrichten van niet minder dan vijftig gevangenisbibliotheken. Het budget dat hem ter beschikking werd gesteld was veel te klein, maar hij probeerde er iets van te maken en bedelde bij uitgevers – die hem bijna allemaal wel konden schieten – om licht beschadigde exemplaren. Of de dichter zijn missie heeft volbracht weet ik eigenlijk niet. Al in 1950 kreeg hij een nieuw baantje als directeur van het Haagse consultatiebureau voor alcoholisme. Van misdadigers naar dronkenlappen is maar een kleine stap.

Een van de laatste activiteiten die A. Marja als sociaal ambtenaar organiseerde was een cabaretvoorstelling op Sinterklaasavond 1950. Meer dan honderd gedetineerden in het Huis van Bewaring II aan de Amstelveenseweg in Amsterdam woonden dit heerlijk avondje bij. Het Parool berichtte dezelfde dag nog dat de gevangenisdirecteur pas ‘na lange aarzeling’ had ingestemd met dit wat curieuze ‘experiment’. A. Marja schijnt bij deze gelegenheid zelf het pak van Sinterklaas te hebben aangetrokken. En in de hoedanigheid van goedheiligman riep hij de directeur natuurlijk op het matje en beloofde hij de gevangenen een vrije uittocht.

Betrokken was A. Marja wel. In februari 1952 schreef hij een artikel voor Het Vaderland onder de kop ‘Het boek in de bajes. Een vruchtbare akker ligt braak’. Aardig stuk, nooit gebundeld. Hij dicht de gevangenisbibliotheek een heilzame werking toe: hij denkt dat je van elke criminele havenarbeider een ‘ware lezer’ en ‘boekliefhebber’ kunt maken. Marja blikt hier ook al terug op zijn leven als gevangenisbibliothecaris: ‘in de twee jaar dat ik bij de sociale dienst in de strafgestichten werkzaam was, ben ik er opnieuw van doordrongen geraakt, dat de appréciatie van litteratuur werkelijk niet afhangt van de schoolse ontwikkeling die de lezer zich vermocht eigen te maken’. De aanjager van Marja’s idealistische vuur lijkt Die Geächteten van Ernst von Salomon te zijn. De hoofdpersoon van deze roman, een gevangene, wordt gekweld door zijn directeur: die neemt een toegezonden boek in beslag. De gevangene zou liever een paar dagen op water en brood zitten.

Een cel zonder boeken is zijn hoogste straf.