Toen Iris de la Fontaine van Hisselink Buursma tijdens het beroepskeuzegesprek tegen de schooldecaan zei dat ze toiletjuffrouw wou worden, schoot hij in de lach. Dat was niks nieuws. Haar oudere broer die uiteindelijk iets hoogs bij Vendex International werd, de tante die de kunstaankopen deed voor BNP-Paribas en oom Boeli die fortuin had gemaakt in de palmolie, hadden hetzelfde gedaan. In Iris’ meervoudig achtergenaamde familie werd je rechter, hoogleraar of dijkgraaf. Wie daarvan af wou wijken, had wat uit te leggen. De achterneef die dichter was geworden en de dochter van oom Boeli die zich na haar studie rechtswetenschappen als ongediplomeerd tandarts in Islamabad had gevestigd, kwamen er mee weg. Daar was de familie op een bepaalde manier zelfs nog aardig groots op. Maar toiletjuffrouw; dat was net even té excentriek. ‘Ga nou eerst maar eens wat studeren,’ zei de oudere broer, ‘dan kun je daarna altijd nog toiletjuffrouw worden.’ Ze sloeg zijn raad in de wind en meldde zich direct na haar eindexamen bij een uitzendbureau voor schoonmaakpersoneel. Daar bleek dat de tak sanitaire hygiëne een besloten beroepsgroep was, met codes die zelfs de meeste vrijmetselaars als wurgend zouden ervaren. Maar Iris was een doorbijtertje. Op de kop af twee jaar na haar eindexamen bemachtigde ze een vaste plek op de bovenverdieping van het MacDonalds-filiaal op het Amsterdamse Muntplein. De Taj Mahal van de openbare vaderlandse pisplekken. Maar je moest niet denken dat er ook maar één De la Fontaine van Hisselink Buursma was die daar ooit een felicitatie-sms-je aan had gewaagd.

Erik Nieuwenhuis