Het leven van een eeuw

In 2002 publiceerde Steffie van den Oord Eeuwelingen, een van de vermakelijkste non-fictie titels van het afgelopen decennium. Dat debuut bevatte profielen van honderdjarigen; sommige verhalen waren anekdotisch, anderen hadden meer diepgang, maar stuk voor stuk waren ze boeiend. Een aantal andere boeken verder, waaronder het succesvolle Westerbork Girl dat verfilmd gaat worden, keert ze tien jaar later terug naar het thema van dat debuut. Ook in Oud was ik toen ik jong was gaat het om de belevenissen van mensen die een eeuw of zelfs ouder zijn. De vorm is echter compleet anders.

Het openingsverhaal ‘De Rooie Belg’ gaat over Jos Wijnant, die bijna twee jaar lang de oudste man van Nederland was en twee jaar geleden op 108-jarige leeftijd stierf. Tot aan het einde van zijn dagen houdt zijn ijzeren wil om te leven hem op de been. Hoewel je dat niet zou verwachten van iemand van die leeftijd komt er in het verhaal geen enkele vorm van berusting naar voren. Leven moet en zal Jos, die kort voor een riskante operatie toegeeft dat hij hoe dan ook wil leven, desnoods als plant. Een terugblik op vroeger maakt duidelijk waarom hij zich zo aan het leven vastklampt. Dan is er ‘Mme K.’, een verhaal over de jonge Hélène, die eigenlijk te vrijgevochten is voor de tijd waarin ze leeft. Haar gedrag leidt ertoe dat ze haar dochter moet achterlaten bij haar ex-man en dat ze naar Parijs vlucht. Door haar afwijkende achternaam komt ze in de Tweede Wereldoorlog echter in de problemen. Het laatste verhaal ‘The Moonlight Serenaders’ is het kortst. Daarin verliest een echtpaar hun kostbaarste bezit op een manier die zo schrijnend is dat dit verhaal wellicht het memorabelst is van de drie bijdragen.

Oud was ik toen ik jong was valt strikt genomen onder de noemer (literaire) non-fictie, maar het had net zo goed gepresenteerd kunnen worden als een verhalenbundel. De drie verhalen zijn namelijk in een bijzonder mooie verhalende stijl opgetekend, en bevatten een aantal rake observaties en beschrijvingen die niet zouden misstaan in een literair werk. Ook kiest Van den Oord voor een niet-chronologische structuur, waarbij heden en verleden worden afgewisseld en de verhaallijnen op het eind op een ongekunstelde manier samenkomen. Dit komt vooral in het eerste verhaal goed tot zijn recht. Hiermee voorkomt ze een ‘en-toen-en-toen’-stijl en daardoor ontstijgt deze bundel het anekdotische waarmee dit genre soms kampt. Knap is dat de auteur door haar trefzekere, licht afstandelijke toon de dramatiek van de gebeurtenissen tot leven brengt zonder ook maar een moment sentimenteel te worden. Een beter bewijs dat Van den Oord goed kan schrijven is er eigenlijk niet. Het is waarschijnlijk maar een kwestie van tijd voor ze met een roman op de proppen komt.

Lucas Zandberg

Steffie van den Oord – Oud was ik toen ik jong was. Contact, Amsterdam. 202 blz. € 18,95.