Zonder verleden

De jonge Bulgaars-Amerikaanse schrijver Miroslav Penkov (1982) is een echte verhalenverteller. Hij schrijft verhalen waarin de geschiedenis van Bulgarije belichaamd wordt door de personages en niet alleen het decor vormt voor onmogelijke liefdes en verloren dromen. Je kan de bundel Ten oosten van het westen lezen als een moderne geschiedenis van Bulgarije: van de Ottomaanse overheersing, via de Balkanoorlogen, WOI, WOII, het communisme, naar een democratische land waarin de rivier eindelijk vrij stroomt maar het geld niets meer waard is. En dan vertrekken de Bulgaren om teleurgesteld te worden in het vrije Westen.

De teleurgestelde Bulgaar woont met vrouw en kind in de VS. Hij dacht dat hij het beter zou krijgen, maar dat valt enigszins tegen. Ze krijgen een dochter, maar de relatie gaat voorbij. Zij trouwt met een Amerikaan die het wel allemaal voor elkaar heeft. Hij wordt jaloers. Als hij in de weekeinden met zijn dochter op pad gaat, vertelt hij haar sprookjesachtige verhalen over de geschiedenis van Bulgarije.

Je kan ook verlangen naar een leven zonder een verleden, zonder de hele geschiedenis van een land mee te moeten torsen. De man op leeftijd uit het openingsverhaal is jaloers op wie nog zonder herinnering aan zichzelf is en luistert ’s nachts naar de Engelse radio: ‘als een lang woord, een woord ontdaan van geschiedenis en betekenis, helemaal vrij. ’s Nachts is de lucht dikker en het ene buitenlandse geluid sleept het volgende achter zich aan en ze vloeien samen tot een rivier, die vrijelijk van land naar land stroomt.’

Omdat dat is wat de man het liefst weer zou willen voor zichzelf: een man zijn zonder herinnering aan wie hij was. Als Bulgaar is hij terneergeslagen. Door valse politieke beloftes is hij een gedeprimeerd mens geworden. Hij verveelt zich in het bejaardentehuis en vindt per ongeluk brieven aan zijn vrouw geschreven door een vroegere geliefde. Die schrijft over veldslagen. Door de brieven begint hij te denken aan zijn broer die omkwam in een andere oorlog.

Ook een soort sprookje is het titelverhaal waarin de liefde tussen een neef en nicht wordt gedwarsboomd doordat de grens van Bulgarije voor de zoveelste keer verschoven wordt maar nu midden door hun dorp. ’s Nachts ontmoeten ze elkaar midden in de rivier op het dak van een gezonken kerk. Een verhaal dat met gemak uit zou hebben kunnen groeien tot een volwaardige roman. Dat is dan misschien het enige punt van kritiek op deze bundel. Misschien zijn de verhaallijnen en de personages te goed en te groot voor een relatief kort verhaal en had er ook wel een roman ingezeten.

Het gemak waarmee de schrijver de stem van de vertellers neerzet is jaloersmakend knap. De verhalen hebben allemaal iets mythisch en sprookjesachtigs, ze zijn virtuoos, mooi, ontroerend, knap en triest. Het Nederlands kent een onvertaalbaar woord als gezelligheid. De Portugese taal kent saudade. Het Bulgaars kent Jad:

Jad is zoiets als jaloezie, maar niet alleen dat. Het is zoiets als wrok, woede, razernij, maar dan verfijnder, complexer. Het is zoiets als medelijden met iemand, spijt om iets wat je hebt gedaan of nagelaten, om een gemiste kans, een mogelijkheid die je hebt laten lopen.

In Ten oosten van het westen gaat het om grote emoties, maar de verfijnde pen van de schrijver maakt dat Jad misschien het beste begrip is om de sfeer van alle verhalen mee aan te duiden.

Rieuwert Krol

Miroslav Penkov – Ten oosten van het westen. Vertaald door Caroline Meijer en Saskia van der Lingen. De Bezige Bij, Amsterdam, 254 blz. € 18,90.