De geheime dochter van Elizabeth Taylor (slot)

Anna is voor de zoveelste keer zoekgeraakt. Anna is het meisje dat vorig jaar uit een psychiatrische kliniek in Finland ontsnapte en sindsdien door Europa zwerft. Deze keer ziet het er niet goed uit. Ik gebruik het woord ‘voorgoed’ liever niet, maar het komt wel in de richting.

Eind maart arriveerde Anna in Engeland. Na België, Frankrijk, Zwitserland, Italië en Nederland het zesde land dat ze aandeed op haar vagebondachtige toernee.

Anna denkt nog altijd dat Elizabeth Taylor en Richard Burton haar ouders zijn. Ze noemt zichzelf afwisselend ‘The tragic love child’ en ‘The stolen treasure’.

Na haar aankomst in Engeland had ze meteen een baantje gezocht, en ook gevonden – als au pair in de buurt van Brighton. Stelen deed ze niet meer. ‘Nu ik in het land van mijn ouders ben,’ zei ze op een dag, ‘voel ik dat ik moet werken voor de kost.’

Intussen hadden haar echte ouders via de rechter een nieuw opsporingsbevel afgedwongen, zo een dat de autoriteiten in staat stelt haar aan te houden en onder medische begeleiding terug te brengen naar Finland. Toen Anna voet op Engelse bodem zette, zegde Scotland Yard alle medewerking toe.

Mijn rol was van groot belang: ik moest, als enige die contact met Anna onderhield, alle informatie die ik van haar loskreeg doorspelen aan de politie. Ik wist dat ze me vertrouwde maar ik wist ook dat er niet veel nodig was om dat vertrouwen te schaden. Dit drong pas goed tot me door toen ze zei: ‘Ik hoop dat je beseft dat jij de enige bent die mijn telefoonnummer heeft.’

Ik vroeg wat ze bedoelde.

Even was het stil, toen zei ze: ‘Als iemand anders me ooit op dit nummer belt, dan weet ik dat jij net zo onbetrouwbaar bent als de rest.’

Scotland Yard zei ‘bovenop de zaak te zitten’, maar de eerstkomende weken gebeurde er niets. Anna had intussen haar baantje verloren. ‘Op staande voet ontslagen,’ smste ze, en: ‘Gelukkig heb ik nog een portefeuille en een laptop mee kunnen pikken.’

Kennelijk woog haar voornemen om in het land van haar imaginaire ouders eerlijk aan geld te komen niet zo erg zwaar. Maar ze was niet ontevreden. ‘Engelsen zijn fijne mensen. Vol begrip en zo gul. Heel anders dan Nederlanders en Fransen. Die schelden alleen maar.’

Niet zo vreemd als je ze kaalplukt en in elkaar slaat. Ze had me verteld dat ze in Amsterdam een vrouw die weigerde haar tas te geven bijna gewurgd had en in Parijs had ze een onafgesloten auto leeggeroofd. Ze vertrok naar Londen en ze vond werk in een restaurant.

Toen ik haar nieuwe verblijfplaats doorbelde aan Scotland Yard reageerde een medewerker enthousiast. ‘Zorg ervoor dat je het contact vasthoudt!’ drukte hij me op het hart. Ik deed wat ik kon, ik belde, smste, twitterde.

Ook Anna’s nieuwe baan bleek weinig levensvatbaar, maar met hulp van een collega wist ze door te stromen naar een familiehotel in een (quoot) ‘gemoedelijk buurtje waar ik tot het einde van mijn leven hoop te blijven’.

De naam van dat buurtje kreeg ik er niet uit, maar toeval bracht daar verandering in. Voor haar nieuwe job had ze een uniform nodig en dat moest ze zelf betalen. Om drie uur ‘s nachts belde ze om te vragen of ik via Western Union 100 euro wilde overmaken.

‘Prima,’ zei ik, ‘geef het adres van het kantoor maar.’

Ik gokte erop dat ze niet wist dat je bij elke agency terecht kunt. Ik gokte goed, en ze gaf een adres aan High Road. Het gemoedelijke buurtje waar Anna tot aan het einde van haar leven hoopt te blijven heet Leyton.

De volgende ochtend, ik had het geld overgemaakt, belde ik Scotland Yard. Ik gaf door dat Anna in Leyton zat en elk ogenblik bij de plaatselijke Western Union kon opduiken.

De medewerker prees mijn speurwerk en beloofde snel in actie te komen. ‘O ja,’ vroeg hij op de valreep, ‘kun je me even haar telefoonnummer geven?’

Daar voelde ik niets voor en ik legde uit waarom. Ik hoorde hem knikken, en hij beloofde haar nummer alleen te gebruiken om haar exacte locatie te kunnen bepalen. ‘Dus je gaat haar niet bellen,’ zei ik. ‘Wij zullen haar niet bellen,’ verzekerde hij. Ik ging overstag.

Toen ik Anna’s nummer dicteerde voelde ik dat ik een fout maakte. Ik vergiste me niet.

Ik ben er niet achtergekomen wat er precies gebeurd is, zelfs haar ouders zijn met een vage uitleg afgescheept, maar zoveel is zeker: iemand heeft Anna gebeld en die iemand was ik niet.

Dezelfde dag wiste ze haar Facebook- en haar Twitterprofiel, en toen ik belde kwetterde een ingeblikte stem: ‘Dit nummer is niet in gebruik.’

Net zo onbetrouwbaar zijn als de rest, ik kan er maar moeilijk aan wennen.

Aristide von Bienefeldt