Op 29 augustus 1968 staat een bericht in de Provinciale Zeeuwse Courant over een actie van drie Goese scholieren die een petitie gingen aanbieden aan de ambassadeur van Tsjecho-Slowakije. De petitie als morele steun voor de Tsjechische jeugd ging vergezeld van elfduizend handtekeningen. Een van de drie scholieren is de dan vijftienjarige Oek de Jong. De Jong beschreef de episode in Pier en oceaan waar de scholierenactie vooral gebruikt om het zoekende karakter van hoofdpersoon Abel Roorda te beschrijven. Er staan meer autobiografische stukken in Pier en oceaan, maar De Jong hecht er toch aan om te spreken van een roman, waarbij het fictieve element, de constructie in vijf delen toch de overhand heeft.