Fictieve levens

Is een modern schrijver tegenwoordig nog wel in staat om een autobiografie te schrijven? Of moet je, als auteur in een postmodern tijdperk, je zorgen maken over waarheid en fantasie, de onkenbare werkelijkheid en meer van die dingen. In ieder geval hebben de Nobelprijswinnaars J.M. Coetzee en Günter Grass beiden voor een fictionele autobiografie gekozen.

Bij Coetzee ligt dat een beetje voor de hand omdat hij ook al in Jongensjaren en Portret van een jongeman met een zekere distantie naar zichzelf keek. In het derde deel in de reeks, Zomertijd, schetst Coetzee een beeld van zichzelf aan de hand van een biograaf die na zijn dood enkele vrouwen interviewt, waaronder minnaressen, een familielid en een vrouw die hij graag tot minnares had willen maken en één man, een bevriende collega aan de universiteit.

Het is een slimme zet van Coetzee om zijn leven zo te beschrijven. Het raamwerk geeft hem weer de mogelijkheid tot distantie en tegelijkertijd kan hij met dat gegeven spelen, want de hele wereld kent Coetzee als een gereserveerde man, op zijn hoede om uitspraken te doen, bang zijn gevoelens te tonen. En juist door dat zelf te beschrijven toon je juist ook het tegendeel aan. Zoals de eerste geïnterviewde, Julia, zegt over een nacht die ze met John doorbracht nadat ze haar man met slaande deuren verlaten had. ‘John zag of raadde wat er in me omging en opende voor één keer zijn hart, het hart dat hij gewoonlijk pantserde.’ Maar dat duurt niet lang. ‘Hij zag me – zag me zoals ik op dat moment was – werd bang, gordde haastig het pantser weer om zijn hart, ditmaal met kettingen en een dubbel hangslot, en sloop de duisternis in.’ Harteloze man zou je zo denken, tot je beseft dat hij dit zelf geschreven heeft. Coetzee speelt rechter in zijn boek over zijn eigen leven, de aanklagers lijken de mensen te zijn die hem gekend hebben. Het oordeel over hem is erg hard en juist daardoor krijg je wel mededogen met die rigide schrijver die zo moeilijk in contacten is. Ik vermoed dat het doel van Coetzee niet was om zichzelf in een gunstig daglicht te stellen, integendeel zelfs, maar het continu hameren op zijn mindere eigenschappen zoals die aangedragen worden door de mensen die de biograaf interviewt plaatsen de schrijver in de rol van de ‘underdog’. En de underdog wekt toch altijd sympathie.

Günter Grass doet het in De box iets anders. Hij laat in verschillende sessies zijn kinderen (die allemaal een andere naam krijgen) praten over het verleden. Centrale figuur is de oude fotografe Marie die tijdens haar leven met haar Agfabox vele momenten van de familieleden heeft vastgelegd. En in de donkere kamer kon zij ook het verleden en de toekomst en de wensdromen van de kinderen in de foto’s toveren. De kinderen komen uit de verschillende verhoudingen die Grass tijdens zijn leven heeft onderhouden en het is vooral dat onstuimige familiale leven, dat zich afspeelde in de buurt van de beroemde vader die de hele tijd met zijn werk bezig was, dat we leren kennen. Al die gesprekken zijn natuurlijk fictie en dat wordt af en toe ook expliciet gemaakt: ‘Misschien zijn ook wij, zoals we hier zitten en praten, alleen maar verzonnen – toch?’

De gesprekken leveren een amusante, maar geen grootse Grass op. Vaak is onduidelijk wie precies aan het woord is. Ergerlijk is de vertaling, omdat je je constant bewust bent dat je een vertaling aan het lezen bent, met vreemde zinsconstructies en hinderlijke germanismen. Wat te denken van ‘omdat ik me zo puberteitsmatig gedroeg’, ‘en zich vaak extreem harmoniebehoeftig gedragen schijnt te hebben’ en ‘de zweetdrijvende details’. De fout ‘iets dat’ komt een paar keer terug (maar die fout komt tegenwoordig veelvuldig voor in romans). Bij de zin ‘(…) maar alleen maar omdat Lena en Paulchen moesten huilen en ik toch al heel gauw ga soppen…’ is het woord soppen niet zo goed gekozen, omdat de eerste betekenis van dat woord nu totaal anders is. Nog één rare zin dan: ‘Buiten miezert het en bekrachtigt een zomer die iedereen als tamelijk tot totaal verregend beklaagt.’ Wat?

In vergelijking met Coetzee is Grass, via de verhalen van zijn kinderen, uiterst mild over zichzelf. Je hebt het idee dat zijn kinderen in werkelijkheid een harder oordeel zullen hebben over hun vader, terwijl je bij Coetzee verwacht dat zijn minnaressen en vrienden een heel wat positiever oordeel over hem zullen hebben. Dat krijg je er nou van als je van je leven fictie maakt.

Coen Peppelenbos

J.M. Coetzee – Zomertijd. Vertaald door Peter Bergsma. Cossee, Amsterdam. 300 blz. € 22,90.

Günter Grass – De box. Vertaald door Jan Gielkens, Meulenhoff, Amsterdam. 200 blz. € 21,50.

Verscheen eerder op Literair Nederland op 20 oktober 2009.