Een krachtige novelle, nagelaten door Günter Grass

In de Petrus- en Paulusdom van Naumburg, een stadje nabij Leipzig in Saksen-Anhalt, staan in het koor twaalf bijzondere beeldhouwwerken, die de twaalf stichters van de kerk verbeelden. De bekendste daarvan, niet het minst zo bekend geworden omdat de nazi-propagandamachine haar bombardeerden tot ‘de edele Duitse vrouw, die het zuivere Duitse gevoel uitdrukte’, is Uta von Ballenstedt. Zij leefde in de eerste helft van de elfde eeuw. Meestal wordt ze Uta von Naumburg genoemd, naar de plek waar haar beeld staat. Om deze Uta von Naumburg, dat wil zeggen: om haar standbeeld, draait de novelle Het levende standbeeld, waarvan het manuscript kortgeleden door een oud-medewerker van de auteur, Günter Grass (Danzig, 1927 – Lübeck 2015), werd aangetroffen in diens nalatenschap. Grass werd in 199 de Nobelprijs voor Literatuur toegekend, zodat de ontdekking van een ongepubliceerd manuscript voor opwinding zorgde. Na aftrek van nawoord, verantwoording en illustraties telt het verhaal maar ruim 50 bladzijden, maar Grass vertelt in die 50 pagina’s heel veel en biedt meer stof tot nadenken dan menige lijvige roman.

Tijdens een trip in de late jaren 1980 door de – toen nog – DDR bezoekt de ik-figuur en verteller, in wie makkelijk Grass valt te herkennen – de Naumburgse Dom. Uta’s beeld fascineert hem zozeer dat hij Uta graag in levenden lijve zou ontmoeten. Maar hij beseft ook dat deze Uta helemaal niet op de historische Uta von Ballenstedt geleken hoeft te hebben. Het beeld werd pas in de dertiende eeuw gemaakt en waarschijnlijk heeft de kunstenaar in zijn omgeving een jonge vrouw gezien die hem beviel en die bereid was model te staan.

Uta blijft rondspoken in een achterkamer van zijn bewustzijn, tot ze ineens van Naumburg naar Keulen lijkt te zijn gereisd: tot zijn stomme verbazing ziet de verteller haar op een voetstuk verstard, in de gedaante van een levend standbeeld, staan voor de Dom van Keulen. Van zulke ontmoetingen zullen nog meer volgen, in andere steden die de steeds meer door Uta’s beeld geobsedeerde verteller bezoekt om deel te nemen aan uitgeversbeurzen en schrijverscongressen. In Frankfurt staat ze hem eindelijk te woord. Ze gaat in op zijn uitnodiging voor een eenvoudig etentje in de wachtkamer van het Centraal Station. Het zal hun laatste ontmoeting worden, weet de lezer na het verrassende slot.

Of het dertiende-eeuwse beeld van Uta enige gelijkenis vertoont met de historische Uta, over wie historici overigens erg weinig te melden hebben, weten we niet en ook de beeldhouwer kon dat niet weten. Uta bestempelen als edele Duitse vrouw die een zuiver Duits gevoel uitdrukte, is haar in een nationaalsocialistisch twintigste-eeuws propagandakorset persen. En het levende standbeeld, uit op toeristenmunten, kopieert slechts de uiterlijkheden van het Naumburgse standbeeld. Het mooie idee dat Uta door de tijd springt, van de elfde naar de dertiende eeuw, via de Reformatie van het katholicisme naar de Luthers-evangelische wereld, naar de twaalf jaar van het Duizendjarige Rijk en uiteindelijk via de haar verwaarlozende DDR naar de pleinen van Keulen, Milaan en Frankfurt, dat idee is een illusie, moet de verteller toegeven. De historische Uta is voor eeuwig verdwenen in de nevelen van het verleden. Wij construeren zelf wat wij menen te zien als wij naar haar beeld kijken, of in het algemeen naar wat wij als gestold verleden van de grote en de kleine geschiedenis ervaren. Maar wij beseffen dat pas als onze projectie ruw door een rauwe werkelijkheid wordt verscheurd.

Het levende standbeeld wekt zeker niet de indruk een onaffe tekst te zijn, gedestilleerd uit ongecorrigeerde manuscripten. Dit is een echte Grass. Een korte, maar complete en uiterst krachtige. In de nalatenschap werden ook tekeningen gevonden, waarvan vermoed mag worden dat Grass ze als illustraties aan de gedrukte tekst wilde toevoegen. Ze zijn daarom inderdaad opgenomen.

Hans van der Heijde

Günter Grass – Het levende standbeeld. Vertaling en nawoord Jan Gielkens. Meulenhoff, Amsterdam. 80 blz. € 20,00.