Een karikatuur van de werkelijkheid

Twee weken geleden ontving Robert Vuijsje de Gouden Uil voor zijn in 2008 uitgekomen roman Alleen maar nette mensen. Juryvoorzitter Guy Mortier verwoordde in het juryrapport de mening van de juryleden aldus: ‘Dat alles overtuigend gestalte gegeven in de onmogelijke zoektocht van een witte ‘liegman’ naar de ‘intellectuele negerin’ als allerhoogste ideaal, in Nederlands dat swingt als een Afrikaanse tiet, een ritme dat strakker zit dan een zwarte bil in een te kleine luipaardlegging, en dialogen die knetteren als de op hol geslagen bedrading in verhitte hoofden.’ Voor de bekroning hoorde je eigenlijk nauwelijks kritiek op het boek, maar nadat Vuijsje de envelop met 25.000 euro in ontvangst had genomen, zwol de kritiek aan. Vooral zwarte vrouwen zochten de media op en beschuldigden de schrijver van racisme en discriminatie; soms werd voornamelijk de juryvoorzitter of een tv-interviewer aangevallen omdat er verkeerd uit te leggen woorden waren gebruikt.

Laten we nog eens gaan kijken volgens welke regels er gediscussieerd dient te worden. Sinds Willem Frederik Hermans geruchtmakende proces rond Ik heb altijd gelijk bestaat in Nederland de algemeen geldende regel dat een schrijver niet verantwoordelijk is voor de daden en de uitspraken van zijn personages. Deze regel kan vrij breed uitgelegd worden. Ook de strekking van de roman mag wat mij betreft racistisch, seksistisch of homofoob zijn. Je kunt dan nog wel met een moreel oordeel een boek verwerpen, maar dat oordeel moet vooral je eigen opvattingen weergeven; wat nooit mag, is het bestaansrecht van een boek ter discussie stellen.

Een schrijver is ook niet verantwoordelijk voor foutieve lezingen. Als een witte man na lezing van het boek een foute opmerking maakt tegen een zwarte vrouw, dan geeft dat vooral de domheid weer van de witte man; de schrijver kan niet voorkomen dat er overhaaste conclusies getrokken worden door slechte lezers.

Wat me vooral opvalt aan de kritiek van enkele zwarte vrouwen is de gretigheid waarmee ze gekwetst willen worden en de onwil om de uitspraken die zij citeren in een breder literair verband te zien. Allen maar nette mensen is van voor naar achteren een sarcastisch, bij tijd en wijle cynisch boek. Vuijsje gebruikt karikaturen, maar bij de constructie van de roman geeft hij al direct in het begin aan dat hij deze karikaturen bewust inzet: op bladzijde 8 tot en met 10 lezen we onder het kopje ‘De multiculturele samenleving’ een ellenlange opsomming van allerlei vooroordelen van zo’n beetje elk bevolkingsdeel over een ander. Daarmee zet de schrijver de toon voor zijn boek. Alles wat je daarna leest over David en zijn verlangen naar een intellectuele negerin moet je dus binnen dat sarcastische wereldbeeld plaatsen.

Als je de roman redelijk objectief bekijkt, dan zie je dat er met positief verlangen wordt gekeken naar wat er in de wat ik nu maar even globaal de zwarte gemeenschap noem gebeurt. Veel harder is de hoofdpersoon over zijn eigen links intellectuele milieu, waarin men de eigen racistische opvattingen probeert te verbloemen evenals de ouderwetse seksistische ideeën. De vader van David is verantwoordelijk voor een actualiteitenprogramma (‘het enige fatsoenlijke programma op de vaderlandse televisie’) en als hij samen met de hoofdredacteur van een kwaliteitskrant en de beroemde columnist vergadert, dan moet moeder in de tussentijd wel broodjes klaar maken.

Alleen maar nette mensen is vooral een clash van culturen waarbij de excessen die Vuijsje beschrijft (bijvoorbeeld seks in garageboxen in de Bijlmer) wel degelijk voorkomen. Iedere weldenkende lezer zal binnen de opzet van deze roman niet denken dat dus alle zwarte vrouwen zich laten nemen in garageboxen. Wie dat wel doet, heeft helaas een nogal beperkte opvatting van literatuur. Dat zijn mensen die na het lezen van Pinkeltje in de tuin voorzichtig rondstappen opdat ze niet op een kabouter stappen.

Het is jammer dat de discussie niet over de wezenlijke zaken gaat in de lachspiegel die Vuijsje ons voorhoudt: de harde manier van met elkaar omgaan in grote delen van de Bijlmer; de schijnheiligheid van het links intellectuele milieu. Het is makkelijker om een schrijver aan te vallen, dan om in een karikatuur de werkelijkheid onder ogen te zien.

Coen Peppelenbos

Robert Vuijsje – Alleen maar nette mensen. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 286 blz. € 16,50.

Verscheen eerder op Literair Nederland, 17 mei 2009.