Multatuli is een geil, oud bokje

De Slibreeks uit Zeeland bestaat uit zorgvuldig vormgegeven literaire boekjes (soms overheerst die vormgeving zelfs). De kleine uitgaven hebben vaak een eigenzinnige inhoud. Horror Vacui, nummer 140 in de reeks, doorbreekt die traditie.

Het boekje gaat over vier bezoekjes aan Middelburg tussen 1878 en 1881 door Multatuli tijdens een lezingentournee. Daarvoor had Multatuli al eerder in Zeeland lezingen gegeven, maar het draait Blaas om Middelburg. In het voorwoord schrijft Blaas dat Multatuli veertig jaar eerder al verliefd werd op de dochter van zijn zuster die ook een tijd in Middelburg woonde. In de rest van het boekje wordt er met geen woord op teruggekomen. Hij eindigt het voorwoord met de mededeling die uit de lucht komt vallen: ‘De familie Kappelman stelde genereus onthullende liefdesbrieven beschikbaar, waarmee ik dankbaar mijn reconstructie van Multatuli’s bezoeken aan Middelburg aanvul.’ Wie zijn die Kappelmannetjes opeens? Welke liefdesbrieven?

De rest van het Horror Vacui is ook vreemd. Wat eerst een historische reconstructie lijkt te zijn, ondersteund door een enorm notenapparaat en slecht gerasterde foto’s, blijkt bij nader inzien non-fictie die uitmondt in fictie. Het lukt Blaas om zelfs in die non-fictie rommelig te zijn, hij springt door de tijd heen, dan is Multatuli dood, dan is hij weer levend. De enige die structuur zou kunnen aanbrengen is journalist Pisuisse (de naam die ik alleen ken van de latere conferencier en zanger) van de Middelburgsche Courant. Blaas citeert authentieke stukken uit de krant, maar of de journalist Pisuisse die echt heeft geschreven is maar zeer de vraag.

Maar dan komen de brieven die in de inleiding al zijn aangekondigd. De eerste brief is van Multatuli aan Marie, de dochter van de man bij wie Multatuli altijd logeerde in Middelburg. Die brief schreef hij in 1886, jaren na de lezingentournee dus, toen Marie een bezoekje had gebracht aan Multatuli in Nieder-Ingelheim. Blaas wil ons doen geloven dat de vlam in de pan sloeg tijdens dat bezoek en dat Multatuli haar bezwangerd heeft.

Ik ben verdrietig Marie, over mijn onmagt. Maar ik wil het goede voor jou. Je meende het mooie jong te moeten verstooten, goed! Maar mijn smart was dat ge ’t deed zonder my te vragen: Eduard, wat moet ik doen?

Mooie boel. De schrijver als geil, oud bokje die nog even een jong meisje met kind schopt. Twee brieven verder is hij iets minder vaderlijk.

Ik kan geen vader zyn en zal niet lang genoeg leven om aan het nieuwe ventje, het zal wel een kereltje worden, gehecht te kunnen raken. Het spijt me zeer (…) maar je komt de slag te boven, want arbeid is het beste wapen tegen smart, lief kind.

In een brief van Marie aan haar zus Tilly (die volgens Marie ook met de bronstige schrijver het bed deelde) komt ze na de dood van Multatuli tot een confessie.

Maar wat is een kind zonder vader. Ach, het is verwarrend, het is voorbij. Heb ik in mijn vrees voor de braafheid der maatschappij mijn kind van het leven beroofd?

Het kind is dus eerst verstoten, daarna er toch gekomen, maar door de schrijver afgewezen en daarna door de moeder van het leven beroofd? Wat een raar boekje. Het eerste deel over de lezingen heeft niets te maken met de gefictionaliseerde uitsmijter over de brieven van Multatuli. Ze vormen slechts de aanleiding daartoe. Wat wilde Blaas eigenlijk? Een groot nieuwsbericht in NRC Handelsblad en dat hij daarna kon zeggen dat het allemaal bedacht was? Fictieve historie zoals Atte Jongstra wel schrijft? Nu is het boek een rommeltje van alles wat, slecht gecomponeerd, lelijk vormgegeven (zelfs de paginanummers dansen onderaan de bladzijden) en bovenal een mislukte poging tot literatuurgeschiedschrijving en literatuur.

Coen Peppelenbos

Simon Blaas – Horror Vacui. Nr. 140 uit De Slibreeks, Centrum Beeldende Kunst Zeeland. 64 blz. € 7,50.