Bij uitstek een persoonlijkheid

Jan Kostwinder (pseudoniem van Jan de Vries) is een naam van een dichter die je af en toe tegenkomt, maar op een enkel gedicht na ken ik zijn werk niet. Hein Aalders en Chrétien Breukers zijn liefhebbers van het oeuvre van de schrijver en hebben een keuze uit zijn werk gemaakt, vooral het polemische, essayistische werk. In de inleiding van Het bezinksel van de waarheid maken de samenstellers meteen al duidelijk waarom Kostwinder niet verder dan zijn cult-status is gekomen.

Het leek hem maatschappelijk, sociaal en literair voor de wind te gaan. Maar persoonlijk ging het niet goed met Jan Kostwinder. Hij was bang voor de toekomst, zag loodzwaar op tegen de verantwoordelijkheid voor gezin en baan. En verder waren er de geheime genoegens: drank, betaalde seks en verdovende middelen. Hij verloor zijn baan, zijn vrouw, z’n kinderen.

De polemieken die in deze bundel staan, doen erg gedateerd aan. Kostwinder probeert Joost Zwagerman onderuit te halen, maar het lijkt geboren te zijn uit afgunst van een generatiegenoot. Zwagerman kan in elk blad schrijven en het lijkt wel of Kostwinder hem dat misgunt.

Voorpublicaties van hoofdstukken uit zijn romans ziet hij bij voorkeur in bladen als Playboy verschijnen en bij Vrij Nederland heeft hij zich tot specialist in het genre, ja tot ware sekstherapeut opgewerkt: er kan geen boek over ‘de liefde’ uitkomen of Zwagerman gaat er pontificaal met zijn kont op zitten.

Voor de rest probeert hij vooral aan te tonen dat Zwagerman (‘draaikont’) steeds met alle winden meewaait, vooral met de winden die het meest succesvol zijn voor zijn carrière. Je haalt, twintig jaar nadat dit artikel in druk verscheen, je schouders op. Sterker nog: de weg die Zwagerman ging, is achteraf gezien een betere dan die Kostwinder ging.

Bovendien is het kameleontische karakter van het oeuvre van Zwagerman nu net zijn sterkste punt. Helaas schrijft hij te weinig fictie, maar bij elke roman die hij schrijft vindt hij zichzelf opnieuw uit. Ik vind niet alles even geslaagd, maar zijn kracht zit vooral in de verandering. Een roman van Grunberg herken je na één bladzijde (en dat is weer zijn verdienste), een roman van Zwagerman niet.

De tweede polemiek, waarin op Adriaan Morriën (dichter en voetnoot bij het werk van Willem Frederik Hermans) wordt ingehakt, bevalt me beter, maar dat is vooral omdat ik niet van het werk en geilige gelebber van Morriën houdt. In de derde en laatste polemiek moet Jean Pierre Rawie het ontgelden. Het stuk van Rawie gaat slechts ten dele over diens poëzie. Voor een groot deel is het een aanval op de persoon met nogal wat vooronderstellingen die op niets gebaseerd zijn: ‘Hier is een man aan het woord die iedereen die niets van Schumann en Heine houdt minderwaardig vindt.’ Het lijkt of Kostwinder de ironie niet wil of kan zien bij de dichter. Kostwinder verwijt Rawie een elitaire houding, terwijl het werk van de dichter juist nauwelijks door de literaire elite omarmd wordt. Ook hier denk je tijdens het lezen vaak, als Kostwinder alle publicaties opsomt waarin Rawie verschijnt, dat een collega geen succes mag hebben. De polemieken bewijzen dat Kostwinder gedateerd is en terecht vergeten.

Maar dan komt de ommekeer in het boek. Drie liefdevolle portretten: over een andere cult-schrijver, Loesberg, over dichter en drinker Dylan Thomas en over de meester van het korte verhaal, Raymond Carver. De drie schrijversportretten lezen, met de inleiding in je achterhoofd, ook voor een deel als een zelfportret. In het stuk over Carver gaat Kostwinder daarin het verst: hij combineert schetsen over zijn eigen mislukte huwelijk met de beschrijving van het werk en leven van de Amerikaanse auteur en je weet meteen waarop de fascinatie van de Nederlander gebaseerd is. Dit zijn stukken die niet aan waarde hebben ingeboet en niet hangen aan de actualiteit.

Voor een deel zijn dit portretten van rauwe schrijvers over het gewone, dagelijkse leven, schrijvers die het menselijk tekort op papier weten te vangen. Die drie essays doen je verlangen naar meer van die stukken. ‘Kostwinder is bij uitstek een persoonlijkheid,’ schrijven Aalders en Breukers, ‘iemand die zijn persoonlijk leven voortdurend aanwendt om er literatuur van te stoken, en dit alles samen maakt het des te verwonderlijker dat hij zo in de vergetelheid is weggezonken.’ De schrijver overleed in 2001, helaas gestikt in zijn eigen tekorten.

Coen Peppelenbos

Jan Kostwinder – Het bezinksel van de waarheid. Bezorgd door Hein Aalders en Chrétien Breukers. Reservaat, Heiloo. 160 blz. € 17,50.