Onlangs reageerde Margreet Hirs, weduwe van Ab Visser, op een bericht waarin Michiel van Diggelen, biograaf van de schrijver, zijn teleurstelling uitsprak over de opmerkingen die zij maakte over de biograaf en de biografie. Van Diggelen reageert nu op Hirs.

Dat Margreet Hirs mij niet de best denkbare biograaf van Ab Visser vindt, wist ik al. Ook was ik ervan op de hoogte dat ze niet zo blij is met mijn biografie. Waar ik ook niet van geschrokken ben is de tendentieuze weergave van mijn bedoelingen: een herhaling van de wijze waarop ze die in het verleden kenschetste. Toch wil ik in het kort een paar dingen rechtzetten, om misverstanden te voorkomen.

1. Tijdens het gesprek met haar in café ‘De Jaren’ in februari 2007 heb ik aantekeningen gemaakt op een Home & Office schrijfblokje, A5-formaat, dat in mijn archief zit. De aantekeningen heb ik thuis uitgewerkt. Omdat het gesprek plaatsvond in een openbare ruimte, heb ik geen band gebruikt. Het gesprek was door mij bedoeld als een inleidend, een verkennend gesprek, waarna eventueel nadere gesprekken zouden plaatsvinden. Als Margreet Hirs beweert dat ik geen aantekeningen heb gemaakt, laat haar geheugen haar volledig in de steek.

2. Het gesprek in ‘De Jaren’ was gedenkwaardig. De vraag wanneer en hoe ze Ab Visser had leren kennen, bracht een nauwelijks te stoppen woordenstroom bij Margreet Hirs op gang. Ik was er gewoonweg verlegen mee wat ze me die eerste keer allemaal vertelde. Ze had het hart op de tong. Het seksleven van Margreet Hirs en Ab Visser is in dit gesprek niet door mij ter sprake gebracht.

3. De lijst met ‘perverse vragen’ waar Margreet Hirs over spreekt heb ik bewaard. De lijst is opgeslagen op 13.3.2007. Ik maakte de lijst op haar verzoek, omdat ze zich afvroeg of een verder gesprek wel zin had. Het is een belachelijk lange lijst (40 vragen), dat moet ik toegeven. Ik wilde haar overtuigen dat ik serieus van plan was er werk van te maken. Maar pervers? Ik schrok van het woord en bekeek vervolgens de lijst om mijn herinnering op te frissen. Er staat in de lange lijst één vraag die Margreet Hirs aanstoot kon geven en ook gaf. Namelijk de vraag hoe Ab er uitzag toen zij hem leerde kennen: of hij zijn eigen tanden nog had, van welk eten hij hield, of hij een buikje had en of hij rookte. Achteraf beschouwd niet de slimste vraag om op papier te zetten, maar goed. Ze schreef me dat het begint met een vraag naar Ab Vissers postuur en het eindigt met de vraag hoe zij het samen deden. De reactie zegt meer over Margreet Hirs dan over mij. Eerlijk gezegd was ik vooral in andere zaken geïnteresseerd. De andere vragen gingen over haar leven en werk, en over haar relatie met Visser, over diens werk, over hun reizen etc. Ik had wel begrepen dat ik met haar niet over de christelijke achtergrond van haar man moest beginnen. Ab Visser groeide op in een hervormd milieu en het flesje rook nog lang naar zijn inhoud. Wat ik daarover te melden heb staat in de biografie. Margreet Hirs had en heeft geen enkele belangstelling voor de betekenis van de christelijke traditie in het leven van haar man. Voor haar is het christelijk geloof een bron van frustratie. Voor Ab Visser later ook, al bleef er altijd wel een calvinistisch residu in hem aanwezig. Iemand die daar oog voor heeft is in haar ogen een ‘gristengriezel’. Zo simpel is dat.

4. Toen ik in 2007 contact zocht met Margreet Hirs was ze inderdaad heel druk met de verzorging van haar tweede echtgenoot, waardoor ze me thuis niet kon ontvangen. Daar had ik alle respect voor. Ze was daarom erg terughoudend. Na ons eerste contact in ‘De Jaren’ wilde ik haar wel graag ergens rustig spreken, omdat ik dacht dat ze van betekenis voor mijn onderzoek zou kunnen zijn, dus stelde ik voor om af en toe in het huis van mijn broer gesprekken te voeren. Daar zou ik aan de hand van vragen haar verhaal op band willen opnemen. De vragenlijst, waarvan bij punt 3 sprake is, stuurde ik haar toe. Maar enkele malen per week, zoals ze schrijft? Doodgewoon onzin, omdat ik toen en nu een baan heb die mij vier dagen per week in Zeist houdt. Dat zou hooguit in de vakantie mogelijk zijn. Margreet Hirs suggereert dat ik haar voorstelde om samen de biografie te gaan schrijven. Alleen het idee al. Ze was een belangrijke potentiële bron voor de laatste vijfentwintig jaar, meer niet, maar ook niet minder.

5. Margreet Hirs heeft natuurlijk het recht om mij niet geschikt te vinden. Zij praat met wie zij zelf wil. Wij zijn erg verschillend. Maar om mij dan vervolgens te verwijten dat ik niks van haar en van haar relatie met Ab Visser weet!?! Kinderachtig. Zij haakte af, niet ik. ‘Doe wat je wilt, maar zonder mij,’ schreef ze in augustus 2010 in haar tweede en laatste mail. (zie punt 6) Zoals iedere biograaf heb ik de bronnen gebruikt die mij wel ter beschikking stonden, onder meer enkele uitvoerige briefwisselingen en het werk van Ab Visser, aangevuld met verhalen van mensen die hem gekend hebben. Er is misschien nog een heel andere Ab Visser, namelijk die zij gekend heeft. Over hem schreef ze al in De troosteres (1984) en sprak ze uitgebreid voor de VARA-radio (1983). Ik hoop dat we deze Ab Visser nog eens beter leren kennen. Daar gaf ze mij in de afgelopen jaren niet de gelegenheid voor. Er zijn daardoor wellicht aspecten van Ab Visser minder uitvoerig in mijn biografie aan bod gekomen. Centraal in mijn verhaal zijn de paradoxen en spanningen die hem kenmerkten: ‘Een grote vrijheidsdrang botste op lichamelijke en mentale barrières. Lichamelijk werd hij gesloopt door de ziekte van Bechterew. Mentaal was hij een kind van een protestants-christelijke opvoeding in een eenvoudig arbeidersgezin in een volksbuurt van Groningen.’ (p 14)

6. Ik heb na maart 2007 nog één poging gedaan haar tot een gesprek te verleiden. Dat was in augustus 2010 toen ik begon aan de hoofdstukken over Ab Vissers leven na 1940. Ik vroeg haar mij de kans te geven haar verhaal in de biografie mee te nemen. Dat deed ik volgens haar op een slijmerige en onderdanige manier. Ze was in haar retourmail zo hardvochtig, dat het me beter leek haar te vergeten. Nu ik de toon van haar reactie op Tzum lees, begrijp ik waarom ze mijn verzoek van augustus 2010 als onderdanig en slijmerig kenmerkt. Iemand die zich aan de fatsoensnormen houdt is blijkbaar onderdanig.

7. Vanaf augustus 2010 heb ik net gedaan of zij niet meer bestond. Wim Hazeu – door Margreet Hirs als enige biograaf goed genoeg geacht om een biografie van Ab Visser te schrijven – en ook anderen zeiden tegen me: ‘Het heeft ook z’n voordelen dat ze niet mee wil werken, dan hoef je ook geen rekening met haar te houden.’

8. Dezelfde Hazeu was onlangs overigens zeer complimenteus over de inhoud en de uitvoering van de biografie. Hij schafte na het lezen van de biografie een aantal romans van Visser aan en kwam tot de conclusie dat diens werk zeer onderschat is. Dat hoor ik ook van anderen, die Ab Vissers werk niet kenden en pas gingen lezen na het doorspitten van mijn biografie. Ook jongere mensen zijn door de biografie enthousiast over zijn werk. Dat was niet mijn doelstelling, maar wel een heel prettig bijverschijnsel.

9. Margreet Hirs als persoon in het leven van Ab Visser kan ik best waarderen. Ik heb groot respect voor de manier waarop ze al die jaren met Ab Visser door Europa reisde en bewonder haar directheid en onverschrokkenheid op bepaalde momenten, ook al keerde die directheid zich op een gegeven moment ook tegen mij. Ze komt er in de biografie ook heel goed van af. Niemand heeft gezegd dat ik haar betekenis onder het vloerkleed heb gestopt.

10. Het karwei zit er voor mij op. Ik kijk er met veel genoegen en met een glimlach op terug. Ondanks Margreet Hirs’ bewering dat niemand belangstelling zou hebben voor een biografie van Ab Visser, is de ontvangst – in kranten, op internet, op de radio, door vrienden en bekenden van Ab Visser, door mijn familie, vrienden en collega’s en ook door onbekende lezers – positief, zoals ook uitgever Anton Scheepstra op zijn weblog schreef. En daar ben ik heel blij mee.