Werken van barmhartigheid

Albert de Vriend wordt overvallen in Napels. Het lijkt een keerpunt in zijn leven: ‘Terwijl ik opsta, denk ik dat mijn leven opnieuw kan beginnen.’ Bloedend loopt hij een kerkje in Napels binnen waar hij het schilderij ‘De zeven werken van barmhartigheid’ van Caravaggio bezichtigt. ‘En ik denk: dit is waar het om gaat. Het gaat om licht en donker. Lijden en verlangen. Om een mens te zijn tussen de mensen.’ Dit lijkt me een sleutelscène in het boek te zijn, vooral ook omdat de laatste woorden van de moeder van Albert op een ansichtkaart aan hem, voordat zij (vermoedelijk) zelfmoord pleegde: ‘Hier is alles clair-obscur.’

De hoofdpersoon in Oscar van den Boogaards De tedere onverschilligen is, zoals gewoonlijk in het oeuvre van deze schrijver, gevlucht uit zijn normale bestaan. Dat leven lag nogal overhoop: hij was zijn werk op school kwijtgeraakt onder de verdenking dat hij een relatie had met een leerlinge, terwijl dat in werkelijkheid met de moeder van het meisje was, een relatie overigens naast die met de vriendin met wie hij samenwoont. De vriendinnen is hij allemaal kwijt. Zijn vader die in een tehuis zit is zijn geheugen al kwijt en met zijn zus heeft hij geen goede band, dus niets weerhoudt Albert ervan om te vertrekken uit Amsterdam. De enige die hij achterlaat is Ada, in wiens huis hij woont. Ada is een kampoverlevende die aan nachtmerries lijdt.

Al deze verhaalelementen zijn in potentie interessant en er komen zijwegen in de verhalen voor die ik niet kan duiden. Harry Mulisch blijkt ooit de lesbische Ada bezwangerd te hebben, maar het kind wordt doodgeboren. Een andere schrijfster wordt niet bij name genoemd (‘die altijd boos uit haar ogen keek en van zichzelf beweerde dat ze een peterpansyndroom had’). En zo worden er talloze details genoemd die na tachtig bladzijden in het boek helemaal geen rol meer spelen. De ex-vriendin en de minnares doemen nauwelijks meer op in het hoofd van Albert als hij in dat kerkje in Napels Dario ontmoet, een psycholoog op de NATO-basis en verwoed octopusvisser. Zonder veel omhaal van woorden verzorgt Dario de wond van Albert, geeft hem te eten en te drinken en biedt hem een plek in zijn huis (dat zijn alvast vier werken van barmhartigheid). De hotelkamer wordt leeggehaald en Albert woont nu opeens tussen de Napolitanen.

Het is moeilijk om het handelen en de psychologie van deze hoofdpersoon te begrijpen. Om maar eens te beginnen met de seksuele oriëntatie van hem. In het begin is hij een womanizer, maar een dag voordat hij vertrekt naar Napels gaat hij nog naar de sauna. Hij is de enige klant en de mannelijke masseur geeft hem een massage met een happy ending als extraatje. Als hij bij Dario intrekt, slapen ze meteen samen in een bed, alhoewel er geen seksueel verkeer wordt beschreven. Als hij een keer op een feestje van Dario’s vrienden komt, blijkt daar een soort travestiefeest gehouden te worden waar hij juist weer aanstoot aan neemt. Alleen, op zoektocht naar de dood van zijn moeder, op Capri, gaat hij plotseling weer met een vrouw naar bed. Van den Boogaard geeft geen verklaring voor wat Albert denkt, doet en voelt. Daardoor kom je als lezer wat los te staan van de vertelling: er gebeurt van alles zonder dat je daar betekenis aan kunt hechten.

De tedere onverschilligen eindigt met de dood van de vader. Albert keert er niet voor terug naar Nederland. Hij beslist vanuit de verte dat zijn vader begraven wordt in het graf van zijn moeder. Misschien is dat zijn werk van barmhartigheid, niet vrij van enig eigenbelang: ‘Ik ben opgelucht dat het graf van mijn moeder is gevuld en dat ik er nooit meer bij zal kunnen worden gestopt.’

Ik ben bang dat me veel ontglipt bij de lezing van deze roman en ik kon ook geen interview vinden waarin Van den Boogaard uit de doeken deed waarom hij dit boek zo heeft geschreven, hij de lezers zoveel te raden over laat dat je na afloop toch een onbevredigd gevoel houdt.

Coen Peppelenbos

Oscar van den Boogaard – De tedere onverschilligen. De Bezige Bij, Amsterdam, 170 blz. € 17,90.