Wat was ik ook voor idioot om schrijver te willen worden? Schrijver in Nederland, dan kon je beter meteen met kraaltjes en ringetjes in de Kalverstraat gaan zitten, als je tenminste niet voor hoer wilde spelen door te schnabbelen bij sjieke damesbladen en verziekte reklameburo’s. Maar dat wilde ik niet, ik wilde de grootste Nederlandse schrijver van de eeuw worden, vertaald worden in 143 landen en op z’n minst voor m’n veertigste de Nobelprijs. Zwakzinnige die ik was! Ik zou er beter aan hebben gedaan m’n studie af te maken, met zo’n papiertje op zak en een echte titel kreeg je altijd wel brood op de plank. Maar nee, ik was eigenwijs, ik moest zonodig de literatuur in en dan ook nog wat bereiken zonder kontlikkerij.

Literatuur in Nederland is zoiets als schaatsen in Indonesië.

Aldus laat de immer autobiografisch schrijvende Peter Andriesse zijn hoofdpersoon mijmeren op pagina 57 van zijn zesde boek, de roman – ‘geschiedenis van een scheiding’ – Gezelligheid troef (Peter Loeb, Amsterdam 1977). Andriesse geniet dan een redelijke bekendheid, dankzij zijn in 1971 bij de Bezige Bij te Amsterdam verschenen persiflage op de dokters- en pornoroman Zuster Belinda en het geheime leven van dokter Dushkind (met daarin de klassieke zin, op pagina 81: ‘Tussen haar benen scheen de zon.’).

En hoewel hij het succes van Zuster Belinda niet meer evenaart, schrijft hij gestaag door (‘omdat je jezelf zonodig moet bevestigen via gebonden drukwerk dat maar door enkele honderden werd gelezen’ – Gezelligheid troef, p. 57) en publiceert hij vanaf zijn debuut Verboden te jodelen! – in 1969 verschenen in de onder redactie van Jeroen Brouwers staande vermaarde ‘5de meridiaan’-reeks van Uitgeverij Manteau te Brussel (de eerste zin van het openingsverhaal ‘De muizen’ is een intrigerende binnenkomer in de letteren: ‘Met zijn rug tegen een boom prutste hij aan een radio die hij in het bos had gevonden.’ [p. 7]) – iedere twee à drie jaar een bundel verhalen of een roman vol slap geouwehoer en rake observaties (zo noteert hij over contactadvertenties, in Verre Vrouwen. of Uit het leven van een man alleen (Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 1993):

Jubelende vrouwen van in de veertig, sprankelend en jeugdig, die kerels willen die niet ouder zijn dan vijfenveertig; of meisjes van dertig en die willen hooguit een vlotte vent van vijfendertig. Voor allen geldt dat je niet mag roken, zakenman of academicus moet zijn, en vooral sportief, gek op strandwandelingen, paardrijden, zeezeilen, wintersport en fietsvakanties door Schotland en Ierland. Afschuwelijk. In feite komt het erop neer dat ze een vent zoeken met veel poen die allerlei dingen moet doen die ik vreselijk vind. En ben ik sportief?

[p. 149]).

In 1994 verschijnt bij Bert Bakker te Amsterdam Het stilettomeisje, ondertitel: ‘Een erotische thriller’. En na de laatste zin van deze roman – ‘Hij zakte door zijn knieën bij het hoofdeinde van het bad en door het steeds roder kleurende water herkende hij het gezicht van Laura.’ (p. [108]) – wordt het stil, is het ineens afgelopen met boeken van Peter Andriesse.

Hij schreef echter gewoon door, publicaties of niet, zo valt te lezen in het portret dat Joris van Casteren opnam in Zeg mijn lezers dat ik doorschrijf. Portretten van vergeten schrijvers (Prometheus, Amsterdam 2006). Iedere avond verloopt volgens een vast stramien, staat op pagina 108:

Om acht uur kijkt hij met het bord op schoot naar het Journaal. Rond tienen neemt hij een valiumpil en installeert zich achter zijn bureau. Eerst werkt hij aan een geschrift dat hij ‘nors gemompel’ noemt. ‘Dingen die je normaal gesproken tegen je vrouw zou zeggen,’ zegt hij. Tegen middernacht pelt hij een mandarijn en haalt het manuscript van De rode kimono tevoorschijn, een roman die in 1994 na zijn laatste boek, de erotische thriller Het stilettomeisje, bij Bert Bakker had moeten verschijnen. In plaats daarvan berichtte de directrice dat er niet langer belangstelling voor zijn werk bestond. Hij verloor zijn toch al schamele werkbeurs en rooit het sindsdien met een uitkering. ‘Het is een illusie om nog te hopen op publicatie,’ zegt de schrijver.

Al meer dan tien jaar schaaft hij ’s nachts aan De rode kimono. ‘Ik ben ontzettend gaan twijfelen,’ zegt hij. ‘Er was nog nooit een boek van mij geweigerd.’ In De rode kimono beschrijft hij hoe hij als jongen van dertien vanuit Indonesië per boot terugkeerde naar Nederland. Zoals in meer van zijn boeken komt er onstuimige erotiek en pedofiele begeerte in voor. ‘Een pleegmoeder die de jongen begeleidt begint een seksuele relatie met hem,’ zegt hij. Boudewijn van Houten, de enige letterkundige vriend met wie hij sporadisch nog contact heeft, las het manuscript onlangs opnieuw. ‘Hij had bezwaar dat ik te gedetailleerd op de seksuele details inzoom,’ zegt Andriesse.

Dat inzoomen vind ik nu juist een van de aardige kanten aan het werk van Andriesse. Ik hoop dan ook maar dat hij niet al te goed geluisterd heeft naar Van Houten, want wat schreef Peter Andriesse op 21 november – vorige week dus – op zijn Facebook-pagina? Dit:

Hallo André, alles ok hoor. Dwz komend voorjaar komt na 20 jaar weer eens een boek van me uit: “De Rode Kimono” bij In de Knipscheer. Het werd in 1996 geweigerd door Mai Spijkers, heb toen al die ja[r]en moeten leuren bij vele uitgevers. Heel vernederend. Ze kennen allemaal mijn lage verkoopcijfers. In deze tijd willen ze alleen potentiële bestsellers. Helaas schrijf ik die niet.

Leve In de Knipscheer!

P.S. Die mededeling op Facebook werpt trouwens een interessante vraag op: heeft Joris van Casteren Peter Andriesse verkeerd begrepen, of diens woorden bewust verdraaid toen hij opschreef dat De rode kimono werd geweigerd door ‘de directrice’, terwijl Andriesse het heeft over een weigering door Mai Spijkers, toevallig directeur van Prometheus, de uitgeverij waarbij Van Casterens portrettenbundel verscheen? Of – dat kan natuurlijk ook, maar is minder interessant voor complottheoretici – heeft Andriesse tegenover Van Casteren de hele Mai Spijkers niet genoemd?

Karel ten Haaf