Zwervende zenuwen en voorspanning

Stel: je pakt vier willekeurige zelfstandige naamwoorden uit de krant. Generaal, oven, buien, loflied. Onwillekeurig gaan je hersens dan aan de gang om een samenhang tussen die woorden te vinden. Alhoewel ze hun context kwijt zijn, krijgen ze door de nieuwe combinatie van woorden vanzelf een nieuwe context.

PrimeTimeIn het titelgedicht ‘Prime time’ in de laatste bundel van Erik Menkveld gebeurt hetzelfde. Je hebt eerst niet door wat er precies staat, want het gedicht springt van een nieuwsitem over naar een documentaire, naar een kookprogramma, terug naar de documentaire etc. Kortom: de lezer zapt met de dichter mee de kanalen langs waar tv-programma’s op prime time worden uitgezonden. En gewend als je bent om de betekenis te zoeken, komen er rare verbindingen tot stand. ‘Monsterlijke reus ontpopt zich als messias, wordt later / samen met ontsnapte gevangene voor homostel gehouden / in Texaans dorp. De tomaten. Dompel ze in kokend water.’ Je houdt je hart vast voor dat vermeende homostel.

Erik Menkveld was jarenlang redacteur bij de Bezige Bij en programmamaker bij Poetry International. Het is dan ook niet verwonderlijk dat je in zijn gedichten andere dichters ziet opduiken. Zoals in gedichten voor Gerrit Kouwenaar en K. Schippers. Voor de overleden dichter Kees Ouwens maakt hij een Ouwens-gedicht, met de vele typische herhalingen. Elke zin begint met ‘Geen’ en vertelt wat er gemist wordt door de dood van Ouwens. ‘Geen doorwandeld goed meer zonder deze woorden, / zonder suizeling die huivert van zichzelf.’ Maar ook de overleden vertaler Gerard Rasch herdenkt hij in een gedicht waarin hij een herinnering ophaalt aan een gezamenlijk uitje met de dichter Zbigniew Herbert. Ook in dit gedicht leggen de woorden het af in de laatste strofe:

ach Gerard wat sprak ik wat sprak jij
toen nog vanzelf elk in ons eigen
achterbakse lijf dat ons nog even
niet de mond ging snoeren dacht ik
denk ik dacht jij.

Iets vrolijker is een soort pastiche op een gedicht van Bloem. Een dichter die je als je jong bent goed vindt omdat de somberte zo heerlijk is om in weg te kwijnen. Maar bij Menkveld viel ‘de bitterheid best mee’.

Menkveld schrijft zo op het eerste gezicht vrij makkelijke gedichten. De beelden die hij gebruikt zijn niet heel erg apart, de woorden niet heel erg uitzonderlijk en ook zijn versvormen zijn vaak bedrieglijk simpel. Soms lijken de gedichten proza-achtig te beginnen, alsof hij een verhaaltje vertelt, maar het veelvuldig gebruik van enjambementen dwingt je om terug te gaan, opnieuw te lezen en te kijken waar je gedachten het spoor bijster raakten. Menkveld is geen grote ontregelaar en dat is ook wel eens prettig in de huidige poëziewereld.

Het mooiste gedicht in de bundel vind ik ‘Voorspanning’. De ik-figuur zit te wachten op een geliefde en heeft last van ‘zwervende zenuwen’ en dan leest hij ook nog in een blad het woord ‘voorspanning’. ‘Toevallige taal die gaat vonken’ noemt de dichter het en hij schrijft het ook gewoon zo op en het is precies wat er op dat moment in zijn leven gebeurt. Sterker nog: als ik in de toekomst zal wachten op een geliefde zal ik ook last krijgen van voorspanning en zwervende zenuwen. Die woorden gaan niet meer uit mijn systeem.

En dan sta je aan mijn tafel: lachend
ontspannen, nauwelijks te laat. Ik ga je

maar niet onder woorden brengen.
Al mijn organen in lichterlaaie, probeer

ik me nog uit de vuurzee te redden
met iets vanzelfsprekends op je kaak.

Coen Peppelenbos

Erik Menkveld – Prime time. Van Oorschot, Amsterdam, 62 blz. € 12,50

Eerder gepubliceerd op Literair Nederland, 9 mei 2005.