Veldslagen waarin je niet sneuvelt doorstaan

De Duitse schrijfster Jenny Erpenbeck (1967) brak in 2009 internationaal door met haar roman Heimsuchung, in het Nederlands uitgebracht onder de ietwat verwarrende titel Huishouden. Net als in dat epos komt ook in haar nieuwe roman Een handvol sneeuw een land in beroering voorbij. Ongewild, aldus de schrijfster, lezen we opnieuw over de dubbelmonarchie, de Weimar-republiek, Nazi-Duitsland, de veertig jaar socialisme nadien in de DDR, de val van de Berlijnse Muur en ditmaal ook over de lastige tijd van de dubbel zo grote nieuwe Bondsrepubliek. ‘Het is alsof ik elk thema dat ik wil aansnijden op die manier moet inbedden. Een eeuw is natuurlijk een mooi afgeronde tijdspanne. En in die “van ons” is zo het een en ander gebeurd.’

In Een handvol sneeuw onderzoekt Erpenbeck de plaats van de dood in onze samenleving c.q. de invloed die de dood heeft op onderlinge verhoudingen tussen de verschillende generaties. Zij heeft daarvoor een originele vorm gekozen.

Aan het begin van de twintigste eeuw sterft de baby van een gemengd echtpaar. Zij is joods, hij katholiek. Het gruwelijke noodlot of toeval? Moedwil of misverstand? Een dergelijke verbintenis kon, zeker in die tijd, alleen maar tot ongeluk leiden. De vader van de joodse vrouw heeft na de ongelukkige verbintenis het zevendaagse rouwgebed voor zijn dochter gehouden, sjivve gezeten. Voor hem is ze dood. De ouders van de man willen haar ook niet kennen en keren zich van hun zoon af. Hij offert zich voor de liefde. Vanwege zijn echtgenote zal hij altijd tot de laagste ambtenarenrangen blijven behoren. Maar hij draagt zijn jas met vergulde knopen met de dubbeladelaar met trots. Maar is hij opgewassen tegen de dood?

Al die mensen schijnen te weten wat hun plicht is, alleen hijzelf vraagt zich af wat hij moet doen. [ … ] Getuigt het van lafheid als je je eigen leven achter je laat, of van karakter als je de kracht hebt om opnieuw te beginnen?

Misschien dat het meisje van schrik weer was beginnen te ademen als een van de ouders een schepje sneeuw had genomen om het kind ermee in te wrijven. Wat had er dan wel niet van haar kunnen worden? Vijfmaal brengt Erpenbeck het kind weer tot leven en elke keer – ook een schrijfster kan zo goed als niets tegen het onvermijdelijke beginnen – sterft het meisje, de jonge vrouw, de echtgenote, de moeder en vluchtelinge naar Moskou en de succesvolle socialistische schrijfster in een andere epoche en onder verschillende omstandigheden. Met of zonder eer.

Een hand vol sneeuw omslag

In het eerste boek beseft de moeder van de overleden baby na de zeven dagen rouwzit dat ze zelf een dochter is, een in leven gebleven dochter zelfs, van wie het leven nu pas, met een kleine vertraging mislukt. In elke volgend deel zie je de verhouding tussen de dochter en de moeder lichtjes veranderen, totdat op een gegeven moment op de vraag hoe het gaat nog slecht een ‘goed’ als antwoord komt.

Een handvol sneeuw is een poëtische, meanderende roman, die ondanks dat toeval, willekeur en angst regeren, een opwekkend karakter heeft. Net als in eerder werk houdt Erpenbeck de lezer bij de les met een paar mantra’s, gloedvolle zinnetjes die telkens net even van betekenis veranderen. Het taalgebruik is efficiënt. Twee schoolgenoten komen elkaar als volwassen mannen weer tegen. ‘Een vriendschap in een weckfles.’ Om met een van Erpenbecks personages te spreken: ‘Hier wordt het verhaal ook eens verteld via de taal en niet alleen via de inhoud.’

Elk segment van de geschiedenis van de vorige eeuw is in Een handvol sneeuw overtuigend beschreven, maar de stukken over de DDR, de overheersing van de Russische beer, de tijd die Erpenbeck zelf deels heeft meegemaakt, zijn bijzonder raak. De beschrijving van de willekeur van de kameraden die moeten beslissen over het lot van een verdachte van ‘antisocialistische activiteiten’ is stuitend en grotesk komisch tegelijk. Links op de stapel is werkkamp, rechts betekent verder leven, vooralsnog. De criteria waardoor de beslissers zich (moeten) laten leiden zijn zonder uitzondering van persoonlijke aard. Maar kunnen we ze dat eigenlijk wel verwijten?

De socialiste, kameraad H., eindigt in een kamp ergens in Siberië.

Toen ze de afgelopen zomer nog leefde, moest ze samen met de andere vrouwen buiten voor het kamp verscheidene grote kuilen graven, zodat ze later in de winter, als de grond bevroren was, een plek hadden om begraven te worden. Samen hebben ze voor zichzelf en hun vriendinnen, ook voor hun vijanden en ook voor degenen die hen onverschillig lieten, op voorhand graven gegraven.

Laten we de angst tussendoor maar even weglachen.

Drie gevangenen zitten in een cel met elkaar te praten.
Waarom zit jij?
Ik was voor Boecharin.
En waarom jij?
Ik was tegen Boecharin.
En jij?
Ik ben Boecharin.

Net als de personages, de afspiegelingen van een en dezelfde persoon – hetgeen het voor sommigen wellicht een wat onorthodoxe roman maakt – veranderen de voorwerpen gedurende de verschillende delen van ‘ziel’. Een voetenbankje waarop oma geweeklaagd heeft, is voor een ander niets meer dan een aftands prul. De vergulde knopen van een ambtenarenjas evenzo. Wat gebeurt er met de zaken waar we belang aan hechten, waar we onze zaligheid in hebben gestoken en (een deel van) ons geluk aan ontlenen, los van de financiële waarde? Wat gebeurt er met onze sentimenten? En met de lichamen, zogezegd als voorwerp.

De jonge zoon kijkt na de crematie naar de urn van zijn moeder en realiseert zich – ‘ik groei, word oud en als het lijk klaar is, ga ik dood’ – dat zijn lichaam tegelijk zijn lijk is. In dit deel van de roman krijgt de vrouw, veelbetekenend, voor het eerst een naam: mevrouw Hoffmann.

Nu is haar fris gekapte haar verbrand, en ook haar gezicht is van as, haar schouders zitten in die bronskleurige bus, evenals haar handen met de vlezige vingertoppen, haar ronde knieën, haar voeten met de parelmoer gelakte teennagels.

Guus Bauer

Jenny Erpenbeck – Een handvol sneeuw. Vertaald door Elly Schippers. Van Gennep, Amsterdam. € 18,90