Boeiend en belangwekkend

Jeroen Brouwers, ‘de oude Faust’, zoals hij zichzelf een tikje ironisch noemt, heeft zijn ziel aan de kunst verkocht, in het bijzonder aan de literatuur. Hij stelt hoge eisen aan zichzelf, doet zijn uiterste best die na te komen en het resultaat is óf een jarenlange worsteling met het boek dat hij onder handen heeft óf teleurstelling over de onvolkomenheid van het product dat hij ten slotte aflevert, soms beide.

brouwers_kroniek-de oude faustIn het tweede deel van Kroniek van een karakter betreft die worsteling vooral het schrijven van de essays over literatuur en zelfmoord die in 1983 onder de titel De laatste deur verschenen: ze brachten de auteur in een maandenlange depressie. De teleurstelling betreft met name de roman Winterlicht uit 1984 — hetgeen mij nogal verbaast, want ik vond het toen en vind het nog een schitterend boek.

Naast destructieve trekjes als de neiging tot depressie en een patent op de teleurstelling, bezit Brouwers ook een sterk gevoel van eigenwaarde en een onverbiddelijke eerlijkheid tegenover anderen. Van de kwaliteit van zijn boeken is hij zeer overtuigd en in de adviezen die hij collega’s geeft (of het nu een beroemdheid als Maarten ’t Hart is, of een nieuweling als René Stoute) is hij kritisch en onverbloemd. Het maakt Kroniek van een karakter, beide delen, niet alleen tot een contemporaine literatuurgeschiedenis van de eerste orde maar ook tot een ontwapenend, soms zelfs ontroerend zelfportret waarin alles, ook het leven zelf, tot een kunstzinnige compositie wordt gemaakt.

Het procedé van het nu verschenen tweede deel is hetzelfde als van het eerste deel: Brouwers heeft zijn correspondentie van tien jaar, van 1976 tot en met juni 1986, geordend, herschreven en waar nodig uitgebreid; het is een spel met hoogst persoonlijke regels, dat in de Nederlandse literatuur niet eerder zó is gespeeld.

Opvallende verschillen tussen de beide delen zijn er niet, anders dan degene die uit nieuwe ontmoetingen en het klimmen der jaren voortkomen. de oude Faust, zoals deel 2 heet, is een somberder boek dan de Achterhoek (deel 1) en dat komt door die depressie na het afronden van het ‘zelfmoord-boek’, ziektes en sterfgevallen. Bewonderenswaardig is echter de toon van verzet en weerstand die Brouwers daarbij óók weet aan te slaan, vooral in de brieven aan zijn jarenlange vriend Hans Roest, die aan kanker lijdt.

Bij een zo complexe persoonlijkheid en een zo omvangrijk boek kan het niet anders of de auteur strijkt zijn lezer ook geregeld tegen de haren in. Het doorlopend vitten op de literaire kritiek is mij op zeker moment te veel van het goede — kort en bondig gezegd komt menige tirade neer op een ‘het is nooit goed of het deugt niet.’

De permanente neerbuigendheid jegens Oek de Jong, Alfred Kossmann en Jan Siebelink deel ik niet, zoals ik ook — vooralsnog — de hooggeprezen kwaliteiten van René Stoute niet zie. Hij en Benno Barnard zijn in dit tweede deel van de herinneringen dè nieuwkomers; de correspondentie met Maarten ’t Hart belandt op een dood spoor.

Intrigerend vond ik ten slotte de vermelding van een ‘kleine correspondentie’ met W.F. Hermans over de zelfmoord van Ter Braak, opmerkelijk dat die briefwisseling niet op enigerlei wijze in de Kroniek terecht is gekomen. Maar volledigheid heeft Brouwers stellig niet nagestreefd en ook zonder de brieven aan ‘de meester’ zal zijn correspondentie in twee delen de boeiendste èn belangwekkendste van deze jaren blijken te zijn.

Anton Brand

Jeroen Brouwers – Kroniek van een karakter. Deel 2: de oude Faust (1982-1986). H, Antwerpen. 446 blz.

Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 18 december 1987.