Sinds de metamorfose van De Boekenwereld vorig jaar is het niet langer een verzameling necrologieën van trouwe lezers die het blad ontvallen zijn, maar een handige bijlage voor tentoonstellingen van de Bijzonder Collecties van de UvA. De laatste aflevering is gewijd aan Arnon Grunberg, aan wie net een tentoonstelling is gewijd. Het blad is frisser en oogt moderner dan voorheen en de artikelen zijn diverser en interessanter geworden. Vooral de afbeeldingen komen veel beter tot hun recht.

Nick ter Wal interviewde Arie Oexman, de man met de grootste Grunbergcollectie van Nederland. Het blijkt een maniakale man te zijn, die alles, maar dan ook werkelijk alles van de schrijver verzamelt.

Ik tel zo 23 Figuranten. Ik wil in elk geval alle tekstueel verschillende drukken hebben – wat bij Grunberg nog niet makkelijk is. Hij vermeldt niet, zoals W.F. Hermans voorin zijn romans deed, wanneer een druk gewijzigd is. En ik streef er ook naar om alle uiterlijk verschillende drukken te kopen. Een nieuw omslag, een midprice-editie, zelfs een identieke druk met een nieuwe sticker (“100.000 exemplaren verkocht”) koop ik. Dit geldt voor oorspronkelijke en vertaalde uitgaven.

Interessante artikelen onder meer van Reinjan Mulder die Marek van der Jagt als redacteur bij De Geus begeleidde. Vic van de Reijt die hem als uitgever bij Nijgh & Van Ditmar binnenhaalde wordt geïnterviewd en kan zich de eerste ontmoeting met de jonge auteur goed herinneren. Grunberg bestierde toen een eigen uitgeverijtje: Kasimir. ‘Hij vertelde mij dat Kasimir zich richtte op niet-arische Duitse literatuur. Dat nam mij voor hem in, al had ik mijn twijfels over de levensvatbaarheid van die niche.’ Het zijn allemaal verhalen voor liefhebbers, van de wordingsgeschiedenis van De heilige Antonio tot en met een conflict met een drukker, maar ook minder maniakale liefhebbers van het werk van Grunberg zullen ervan smullen.

Naast de dertig pagina’s die gewijd zijn aan Grunberg staat er ook nog veel ander lezenswaardig in deze aflevering. Het artikel van Daan Doesborgh over de bibliotheek van Harry Mulisch is in potentie erg interessant. Als student werd Doesborgh onder leiding van Marita Mathijsen aan het werk gezet om de boekencollectie van Mulisch in kaart te brengen. Helaas gaat de schrijver van het artikel steeds als een wethouder Hekking voor het onderwerp staan, alsof niet Mulisch van belang is, maar vooral Doesborghs studie van Mulisch. ‘Ik was toen nog geen redacteur van Propria Cures, gelukkig maar, anders had ik me waarschijnlijk helemaal een vileine indringer gevoeld.’ ‘Na het beschrijven van de losse boeken in de woonkamer kreeg ik een taak die ik als zeer bijzonder heb ervaren: het inventariseren van de slaapkamer.’ Het artikel krijgt enige suspense als Doesborgh drie ‘vondsten’ nader gaat beschrijven. Vooral de eerste vondst is lachwekkend: Dan Browns The Da Vinci Code. ‘Had Harry Mulisch het in het geniep verslonden? Kitty Staal hielp me uit de droom. Zij en haar zoon hadden het met veel plezier gelezen, maar Mulisch zelf had het alleen even ingezien.’ Kent u die mop van die man die naar Parijs ging?

Tot slot nog een kleine noot voor de eindredactie: onder een inleiding of de eerste alinea van een tekst zet je niet meteen een kopje. Voor de rest hoop je dat er genoeg boekenliefhebbers zijn die dit met liefde gemaakte blad zullen koesteren.

Coen Peppelenbos

De Boekenwereld, jaargang 30, nummer 3, 2014. Vantilt, Nijmegen & Bijzondere Collecties van de UvA, Amsterdam. 96 blz. € 12,50.