[het onderstaande is een vervolg hierop]

Johan Herrenberg gemaild:

Dank voor uw reactie. Die behalve vreugde bij mij echter ook een prangende vraag oproept: kunt u mij vertellen hoe u weet dat het om Johan Lumey gaat?

In mijn enthousiasme – is de oplossing van het raadsel nabij? – verhaspelde ik de naam van de schrijver, maar gelukkig was Johan Herrenberg zo vriendelijk om mij niet op mijn slordigheid te wijzen in zijn vrijwel per omgaande verzonden antwoord:

In de jaren negentig tikte ik voor nog geen tientje de Verzamelde Werken van de mij volstrekt onbekende Jan van Lumey op de kop. De man had veel geschreven, vooral toneelstukken. Ik keek ze zo es door en vond ze ongelooflijk middelmatig en gedateerd. Sindsdien heb ik, bij een verhuizing,  de vier delen (lelijk geel) weggedaan. Als je op Jan van Lumey zoekt op dbnl, dan zie je dat hij o.a. een stuk over de Borgia’s heeft geschreven, precies wat Carmiggelt zegt.

In afwachting van de postbezorging der Verzamelde werken, erg benieuwd naar zowel de middelmatige inhoud als het lelijk gele uiterlijk, houd ik mij onledig met het speuren naar Jan van Lumey in zowel de biografie van Carmiggelt als in die van Ter Braak. In beide boeken komt zijn naam niet voor.

Over een andere boeg dan maar: wordt hij genoemd, deze kippige dramaturg – en zo ja: misschien zelfs wel in combinatie met een eveneens toneelstukken schrijvende deerlijk verwarde naïeve gorilla, zodat ik meteen de identiteit heb achterhaald van de tweede door Carmiggelt beschreven verongelijkte treurspelsmid – in Adriaan Venema’s vijfdelige werk Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie?

Deel 1. Het systeem. In het register geen Jan van Lumey.

Deel 2. De harde kern. Idem.

Deel 3A. De kleine collaboratie. Ook niet.

Deel 3B. Vestdijk. Van Lumey onvindbaar.

Deel 4. Uitgevers en boekhandelaren. En ook geen Jan van Lumey.

Voorzichtige conclusie: was hij al een collaborateur, dan was hij een zeer kleine vis – want Venema liet echt geen enkele persoon van wie hij ook maar het geringste vermoeden had dat er een smetje aan kleefde ongenoemd. Het lijkt waarschijnlijk dat Van Lumey al voor de oorlog tot inkeer was gekomen – anders dan zijn kompaan met wie hij 1934 een Duitse toneelintendant flankeerde tijdens de door Carmiggelt en Ter Braak bezochte persconferentie; over die kompaan meldde Carmiggelt immers: ‘in de bezettingstijd, mocht hij wel eens wat schrijven in de NSB-pers’.

Hoera, de postbode brengt een pakketje bevattende de Verzamelde Werken van Jan van Lumey. Vier delen, uitgegeven door de Wereld-bibliotheek, Amsterdam Antwerpen 1976. De ‘Inleiding’ van Deel I. Toneel in verzen (deze titelbeschrijving is eigenlijk niet correct, want op de titelpagina staat niet ‘verzen’ maar ‘versen’ – daar deze merkwaardige spelling niet voorkomt op het voorplat noch in de ‘Inhoud vier delen’ op pagina 364, heb ik echter gemeend de coulance te moeten opbrengen om de bedoelde spelling-met-z te gebruiken); de Inleiding van Deel I. Toneel in verzen dus, begint zo:

Het was sinds jaren de wens van mr Jan Joseph Fock (1889-1973), die als auteur het pseudoniem Jan van Lumey had aangenomen, dat na zijn heengaan het niet afzonderlijk gepubliceerde werk van zijn hand in boekvorm het licht zou zien. De samenstellers hebben aan de vervulling van die wens uitbreiding gegeven, wetend hoezeer het tevens zijn verlangen is geweest dat hetgeen hij daarenboven aan literair oeuvre naliet tot een uitgave van zijn verzameld werk zou worden gebundeld.

[p. VII]

(De tweede zin citeer ik vanwege het opmerkelijke, en toch ook wel fraaie, ‘uitbreiding’ geven aan de vervulling van een wens.)

Jan Joseph Fock dus. Ook die naam maar eens opgezocht in de hierboven tevergeefs geraadpleegde registers. En ook met deze naam geen treffers. De handen in het haar dus: wat nu gedaan om de identiteit van de tweede man te achterhalen? Eens kijken of ik de krant kan vinden waarvoor Carmiggelt in 1934 schreef – wellicht publiceerde hij een verslagje van de persconferentie, met daarin de namen van beide toneelschrijvers. En verder mij eens verdiepen in het leven en werk van Jan van Lumey.

(wordt vervolgd)

Karel ten Haaf

P.S.

In het nieuwe jaar kom ik met een nieuwe rubriek: De edele kunst. Komende woensdag aflevering 1.

Vreest niet, Lezendarisch blijft bestaan – als veertiendaagse rubriek. Het wordt de ene week edele kunst en de andere lezendarisch.