Ironie komt van links

Met zijn vorige roman Euforie (2012) schreef Christiaan Weijts (1976) een veelzijdig boek, waarin hij een overtuigend tijdsbeeld van globalisering, massamedia, consumentisme en terrorisme schetste. In zijn laatste roman beschrijft hij opnieuw het Nederland van vandaag. De Linkshandigen is een spannend verhaal over ‘de sinistere gave van de linkshandigheid’ geworden, een road novel van eigen bodem.

Simon Sinkelberg, beter bekend als Zink, is een cartoonist die voor De Spiegel werkt. Zijn hoofdredacteur wil ineens zijn laatste cartoon niet meer op de voorpagina plaatsen. Hij is bang dat de Britse telecomgigant Stones & Middleton, die in de cartoon flink door de mangel wordt gehaald, de krant zal belagen met miljoenenclaims en juridisch gedoe. Simon voelt dat hij niet kan toegeven, dat zijn vrijheid als cartoonist gevaar loopt, en besluit abrupt met zijn krant te breken. Vol woede springt hij in zijn auto en scheurt naar Rotterdam, naar de redactie van de grote concurrent. Onderweg neemt hij een lifster mee, een celliste. Deze zwijgzame Katharina beweert dat zij met autopech langs de weg staat en voor een optreden naar Antwerpen moet. Maar klopt haar verhaal wel? Wat zit er in haar cellokoffer? En waarom werken de verschillende krantenredacties Simon zo tegen?

De Linkshandigen opent met actuele thema’s. Het verhaal doet niet alleen denken aan de Deense cartoonrellen uit 2005, waarna een discussie losbrak over de grenzen van zelfcensuur binnen de media, maar ook over de invloed van multinationals. Daarnaast behandelt de roman de toekomst van de bladenwereld.

Het absurde idee dat je ’s ochtends een pak bedrukt papier in de brievenbus krijgt met het nieuws van de voorafgaande dag staat allang niet meer in verhouding tot hoe het nieuws tot ons komt. Binnen vijf of zes jaar kijkt iedereen met verbazing naar dit archaïsche verdienmodel van drukpersen en krantenjongens die in het donker op hun zwaarbepakte fietsen stappen. Ze zijn de lantaarnopstekers van morgen. Of misschien al van gisteren, wie zal het zeggen. De hele boel gaat naar de kloten, denkt hij, en ik wil alleen nog een paar tekeningetjes maken voordat de fik erin gaat.

De Linkshandigen

Simon is een lefgozer, iemand die met zijn intuïtieve beslissing het morele gelijk aan zijn kant heeft. Maar hij is ook zwartgallig en pessimistisch. We hoeven niets serieus te nemen, niets is voor hem heilig. Hij bekijkt de wereld met een ironische blik, en hij kan het niet laten om bij alles een komische tekening te verzinnen. Het mysterie rond Katharina en haar cellokoffer verandert echter zijn afstandelijke houding. Deze lijn brengt een wending in het verhaal en breekt de roman open. De Linkshandigen verandert van een parodie over ironie en vrijheid van meningsuiting in een spannende roadtrip, waarbij Weijts nieuwe thema’s als privacy en identiteit introduceert. Hij weet zijn commentaar op onze tijd knap te combineren met suspense- en thrillerachtige elementen. Wie kan Simon nog vertrouwen? Hoe moet hij alle tekens opvatten, zoals het feit dat zij allebei ‘de sinistere gave van de linkshandigheid’ bezitten? Hoe verder hij met Katharina richting het zuiden reist, hoe achterdochtiger hij wordt.

Privacy interesseert de mensen hier geen hol. In landen als Roemenië of Tsjechië, waar ze de kanker van de Stasi en de dictatuur nog in hun lijf voelen, daar geven ze iets om privacy, maar niet hier. Niet in een land waar ze opgroeien met Mario Bros, Google en belbundels. Niet in een land waar je opgroeit met Spotify, Facebook en een bonuskaart. Hier heeft privacy dezelfde bijsmaak als het milieu, de mensenrechten en gezonder eten. Je weet dat je er wat meer aan zou moeten doen, maar vind er de tijd maar eens voor.

Weijts weet inhoudelijk niet alleen verschillende thema’s te combineren, hij doet dat ook in stijl. De roman begint met snelle dialogen, woordgrapjes en oneliners, maar krijgt een steeds serieuzere ondertoon. Weijts verruilt zijn vlotte no-nonsense-pen voor meer poëtische en nostalgische zinnen. Dit sluit aan bij de ontwikkeling van Simon, over wie we langzaam te weten komen dat een traumatische gebeurtenis uit zijn verleden hem blijft achtervolgen. Ergens naar het einde toe zegt hij dan ook dat zijn cartoons hem steeds meer beginnen tegen te staan. ‘De gedachte om naar een nieuwe grap op zoek te moeten gaan maakt hem bijna aan het kokhalzen’.

Maar deze stijlverandering zorgt er ook voor dat de roman uit balans raakt. Weijts wil soms teveel zeggen. De schrijver is ontzettend goed in het spelen van hermeneutische spelletjes, in het leggen van verbanden tussen zaken die op het eerste oog niets met elkaar te maken hebben. Hij combineert Plato met linkshandigheid, en schrijft daarna dat we ‘niet moeten toegeven aan de verleiding om dit met ons menselijk verstand te willen begrijpen’. Maar die hoeveelheid aan associaties en opgestoken middelvingers zorgt ook voor een overkill. Bovendien vraag je je af of Simons innerlijke verandering wel serieus te nemen valt. Hetzelfde geldt voor het volledige gedicht van William Wordsworth, waarmee de roman eindigt. Moet je daar als lezer in meegaan? Of is alle betekenis terloops en toevallig, zoals het citaat van Reve aan het begin beweert? De grens tussen betekenis en betekenisloosheid is soms moeilijk te trekken. Weijts weet zijn roman knap op te bouwen, maar zijn ideeën schieten alle kanten op. Daardoor wordt het moeilijk te bepalen wat er echt toe doet, en wat niet.

Justin Waerts

Christiaan Weijts – De Linkshandigen. De Arbeiderspers, Amsterdam. 194 blz. € 18,95.