Recept voor het uitgebluste westen

Elke samenleving heeft haar zwakke punten, haar wonden. Leg je vinger op de wond, en druk goed hard. Spit de onderwerpen uit waarover niemand wil horen. De achterkant van de façade. Leg de nadruk op ziekte, lelijkheid, verval. Praat over de dood, en over de vergetelheid. Over afgunst, liefdeloosheid, frustratie. Wek afkeer op, dan zit je goed.

Aan het woord is Michel Houellebecq (1956, of 1958), in een tekst waarin hij zijn poëtica uiteenzet, Leven, lijden, schrijven – methode. Gepubliceerd in 1991, en anno 2015 kunnen we, niet om het een of het ander, zeggen dat Houellebecq gezien zijn aftakeling op de recente foto’s de belichaming van zijn eigen poëtica is geworden. Voor degenen bij wie de boeken van Houellebecq enigszins weggezakt waren, zoals bij ondergetekende – misschien niet de mistroostige sfeer, die blijft je bij – is het citaat een goede opfrissing van het geheugen. O ja, het leven is bij Houellebecq een doffe ellende en de mens begeeft zich in een koude, onttoverde wereld. Deze poëtica wordt geciteerd in het eerste stuk uit een nieuw essayboekje over Houellebecq van zijn Nederlandse vertaler, Martin de Haan, die in zijn voorwoord schrijft dat hij als enige hoopt te bereiken dat de lezer ‘zin krijgt om zijn boeken erbij te pakken’. Een bescheiden hoop, en er wordt ruimschoots aan voldaan. Het is, ondanks dat het om een nogal pessimistisch oeuvre gaat, een aanstekelijk boekje geworden. De Haan beschrijft de filosofische invloeden van de schrijver, bijvoorbeeld Pascals idee van een eindeloze leegte waarin de mens zich beweegt, gesymboliseerd in de zogeheten walking ghost phase, gemunt door een Engelse criticus, waarmee al Houellebecqs boeken eindigen, een slotscène waarin de hoofdpersoon

volstrekt eenzaam voortgaat door een wereld die hem niets meer te bieden heeft, die in zekere zin volledig tot stilstand is gekomen.

Daarnaast wijst De Haan op de inconsequenties bij Houellebecq, maar vindt dat deze juist de charme van zijn werk uitmaken. Ook neemt hij het op voor diens schrijfstijl met zijn plotselinge registerwisselingen.

Aan de rand van de wereld

Het belangrijkste dat De Haan – en Houellebecq – aanstipt, lijkt de ambiguïteit en tegenstrijdigheid in zijn werk, gecombineerd met een zekere stelligheid (‘Ik hou van overdrijvingen en boude stellingen’), iets wat de paradoxen in zijn werk versterkt en de reden is waarom het zulke extreme reacties uitlokt. Niet alleen het oeuvre wordt besproken, ook de persoon Houellebecq komt voorbij; er staan diverse interviews in, afgenomen door De Haan, met de immer sjovele Houellebecq in de starring role, zo ontvangt hij De Haan eens in pyjama. Hij neemt alle tijd om na te denken als hem een vraag wordt gesteld, iets waarmee hij interviewers tot wanhoop schijnt te drijven, maar is dat niet mooi? Het bewijst in elk geval dat hij iemand is die ook echt over iets nadenkt. Overigens lijkt hij in recente interviews die op YouTube te zien zijn heel wat spraakzamer. Hilarisch is het moment dat Houellebecq ‘verdwenen’ was, in september 2011; hij zou naar Nederland komen voor een auteursbezoek, georganiseerd door De Haan, maar hij bleek onvindbaar; waar hij was, daarover wordt alleen maar gespeculeerd (depressie, vakantie op een nudistenstrand met een nieuwe vriendin), maar De Haan eindigt zijn stukje erover met de opmerking dat hij er een privétheorie op nahoudt. Er is uiteraard eveneens ruimte voor vertaalproblematiek, waarbij De Haan het detail (de puntkomma) niet schuwt. Franse schrijvers schijnen de puntkomma veel meer te gebruiken dan hun Nederlandse collega’s; toch aardig om te weten.

De Haan steekt zijn persoonlijke voorkeur niet onder stoelen of banken, hij verklaart dat De kaart en het gebied (2011) zijn lievelingsboek is. Daarover merkt hij op:

Landkaarten bestuderen als esthetische objecten is iets wat ik zelf ook graag doe.

Een bijna aandoenlijke opmerking; we zien De Haan zich verlekkerd buigen over een landkaart. Aandoenlijk is ook de mededeling tussen neus en lippen dat hij, die nogal gesteld lijkt te zijn op Houellebecq zelf (‘ontroerend, grappig, nurks, beleefd, ontwapenend vooral’), op diens hond heeft gepast en met hem een ‘ethische discussie over piepkuikens’ heeft gevoerd. Aan de ietwat flauwe en al te kokette kant zijn de ‘wenken voor de beginnende Houellebecqvertaler’, oorspronkelijk geschreven voor Propria Cures, maar soit, dat is een uitsmijter, het mag best, en het is De Haans toewijding aan het werk van Houellebecq die overeind staat en overwint. Mooie extra in dit boekje is de ongepubliceerde tekst van Houellebecq, getiteld ‘Doodgaan’, waarin hij onder andere zijn verwantschap (wat betreft de ouders) met Patrick Modiano belicht. Dat Houellebecq een problematische verhouding met zijn moeder heeft, herinnerde ik me, het interessante hier is dat hij er zo zelfbewust over schrijft:

Ze is simpelweg niet teder genoeg geweest; dat is alles, en dat verklaart de rest, en zo ongeveer mijn hele persoonlijkheid, de pijnlijkste zones ervan in elk geval.

En even later:

Ik weet het nu: tot mijn dood zal ik een verwaarloosd klein kind zijn, krijsend van angst en kou, hunkerend naar aanrakingen.

Over Onderworpen, Houellebecqs nieuwste roman, merkt De Haan op dat hij aanvankelijk wat teleurgesteld is – ook de recensie in de Volkskrant van Pieter van den Blink naar aanleiding van de Franse versie was het verslag van een teleurstelling, Christiaan Weijts in De Groene Amsterdammer was enthousiaster – maar gaat later toch overstag. Iedereen die de kranten en bladen heeft bijgehouden weet dat het boek over een islamitische president gaat, een toekomstscenario, en dat het vlak voor de aanslag op Charlie Hebdo, is verschenen; de promotionele tournee werd afgeblazen. In zijn boekje memoreert De Haan Houellebecqs eerdere omgang met de islam; in Platform wordt er een moslimfundamentalistische bomaanslag gepleegd, en in een interview zei Houellebecq vervolgens dat de islam ‘toch wel de achterlijkste religie is,’ een opmerking waarvoor hij is aangeklaagd, en vrijgesproken. Voorafgaand aan de publicatie schijnt druk gespeculeerd te zijn over het al dan niet islamofobe karakter van het boek, maar men werd gerustgesteld, door het boek maar ook door Houellebecq, die aangaf dat hij zijn vroegere standpunt ten aanzien van de islam had herzien. In het interview door De Haan naar aanleiding van Onderworpen benadrukt Houellebecq dat het net als zijn andere romans een ambigu boek is. De Haan bevestigt dat het boek manoeuvreert tussen ironie en ernst en dat het in alle toonaarden door elkaar heen ‘kakelt’.

De islam. Tsja. Eerlijk gezegd stond de roman me al bij voorbaat tegen – ik heb niets tegen de islam, ook niet an sich tegen de roman als provocatie, een goede roman provoceert per definitie, maar het is zo’n gemakkelijk onderwerp en het is ook zo vermoeiend als de kranten er al vol mee staan, gelukkig zingt Wilders tegenwoordig een toontje lager – maar wacht, we hebben het hier over Houellebecq, er gaat een onmiskenbare aantrekkingskracht van hem uit; je wilt hem toch gelezen hebben, en zeker na De Haan, door wie je weer bent bijgepraat. Die wees er overigens op dat ook in Onderworpen weer de oude ‘vertrouwde’ walking ghost phase zit, in het midden van het boek dit keer. Prettig en geruststellend, want het is gedeelde pijn; trekken we allemaal niet uiteindelijk zo door het leven? Sterven moeten we per slot van rekening alleen doen. Maar is de roman ook wat? (In het volgende deel van de recensie zal ik alleen het eerste deel van het plot vertellen, dus als je het boek nog niet hebt gelezen, lees gerust door, er wordt wel wat maar niet alles onthuld.)

Hoofdpersoon is François (zonder achternaam), een solitaire en licht melancholische, om niet te zeggen levensmoeë hoogleraar Franse letterkunde aan de Sorbonne, gespecialiseerd in het werk van Joris-Karl Huysmans. ’s Avonds maakt hij magnetronmaaltijden voor zichzelf klaar. Het speelt zich af ten tijde van de presidentsverkiezingen, ergens rond 2022. De strijd gaat tussen het Front National van Marine Le Pen en de Moslimbroederschap onder leiding van Mohammed Ben Abbes. Het broeit in Parijs; er zijn etnische rellen en een licht angstige François verandert uit voorzorg, op aanraden van een collega, van bankrekening. Zijn vriendinnetje Myriam, een studente – hij heeft alleen maar casual verhoudingen met studentes – vertrekt vanwege de situatie met haar Joodse familie naar Israël, waardoor hij tot volledige eenzaamheid is veroordeeld. Hij, een apolitiek iemand (‘ik voelde me net zo geëngageerd als een toilethanddoek’), houdt inmiddels rekening met een burgeroorlog tussen de moslims en de rest van de bevolking.

Als de universiteit om onduidelijke redenen gesloten blijkt, vertrekt hij naar het zuidwesten van Frankrijk:

Ik kende het zuidwesten eerlijk gezegd nauwelijks, ik wist alleen dat het een streek is waar confit de canard wordt gegeten; en confit de canard leek me niet goed te verenigen met een burgeroorlog. Maar ik kon me vergissen.

Op de weg erheen stapt hij bij een overvallen benzinestation over het lijk van de caissière en na een korte aarzeling pakt hij een broodje tonijn gezond, een alcoholvrij biertje en de Michelingids mee. Op de vrachtwagenparkeerplaats ziet hij twee dode, jonge Noord-Afrikanen liggen en vraagt zich af wat er in ’s hemelsnaam is gebeurd. De radio heeft geen ontvangst. Hij neemt zijn intrek in een hotel in een verlaten dorpje, waar televisie en internet ook niet blijken te werken. In een dorpscafé hoort hij echter dat een twintigtal stembureaus verspreid over heel Frankrijk door gewapende benden zijn overvallen, waardoor de tweede verkiezingsronde is uitgesteld. Bij de supermarkt ontmoet hij een bekende, de echtgenote van een collega, die bij een inlichtingendienst werkte maar is ontslagen en die hem informatie verschaft over de overval: extreem-rechts zit erachter, maar ook moslimjihadisten. Ze speculeren tijdens een copieus diner over de afloop van de verkiezingen, de mogelijke gevolgen, en de ambities van de leider van de Moslimbroederschap, Ben Abbes. Door deze onwaarschijnlijkheid, dat François die bekende tegenkomt in een afgelegen deel van Frankrijk, en de geestige maar curieuze episode bij het tankstation, lijkt het boek trekken te hebben gekregen van een goedkope thriller, maar Houellebecq is een te kundig schrijver. François blijft een maand weg, in Rocamadour, waar hij dagelijks een beroemde kerk bezoekt. Hij is niet gelovig, maar doet het omwille van Huysmans, die zich had bekeerd tot het katholicisme. Teruggekomen in Parijs probeert hij na te gaan wat het nieuwe bewind – de Moslimbroederschap heeft de verkiezingen gewonnen – in petto heeft. Wat dat is, moet hier verder niet worden verklapt. Het enige is dat het allemaal meevalt, dík meevalt, voor de man tenminste.

Michel Houellebecq

Houellebecq zelf zei in een interview door Nelly Kaprièlian in Les Inrockuptibles dat Onderworpen het werk is van een ‘verdrietige historicus’ (‘maatschappijen komen en gaan: dat is een relativistische boodschap die in mijn ogen verdomd deprimerend is’). Maar ondanks de melancholie, die er onmiskenbaar in zit, is het een aangenaam provocerende, amusante, bijna geestige roman met af en toe fraaie terzijdes (‘Het is erg moeilijk andere mensen te begrijpen, te weten wat er omgaat diep in hun hart, en zonder hulp van de drank zouden we er misschien nooit in slagen’). Het beschrijft de van de rest van de wereld losgezongen subcultuur van de universiteit, het uitgebluste, ten dode opgeschreven, ja in ontbinding verkerende westen en het einde van het ‘liberale individualisme’, waarbij vrouwen als ‘met olie besmeurde vogels’ door het leven gaan. Voor een maatschappij waaruit alle geloof, liefde en lust zijn verdwenen, en de mens gevangen zit in eenzaamheid (tevergeefs heb ik echter gezocht naar de ghost walking phase, of het moet de rit naar het zuidwesten van Frankrijk zijn), vormt de islam een recept en nieuw sociaal metselwerk. Het is allemaal niet zo verontrustend zoals Weijts in De Groene en een recensente van de VPRO Gids opperden – onder hen viel in elk geval wel gematigde islamofobie te bespeuren, in elk geval de overtuiging dat het westen een superieure cultuur is – Houellebecq is gewoon een cynische analyticus; het oude, wegkwijnende systeem wordt simpelweg vervangen door een krachtiger, levenslustiger variant, met alle sociale, financiële en andere privé-voordelen van dien, voor de man in elk geval (meer vrouwen, onderdanige vrouwen). En dat is het geestige aan deze roman, een hogere vorm van humor, omdat de islamofoben volledig in de war zullen raken van de voorstelling van de islam als een vanzelfsprekend én aanlokkelijk model voor de inrichting van de maatschappij. Zoals gezegd, voor de man althans. Dries Muus in HP / De Tijd noemt het gemak waarmee de islamitische revolutie zich voltrekt een zwak punt in het boek – ook hij lijkt net als de eerdere recensenten verontwaardigd – maar wat mij betreft is het een hoogtepunt. Uiteindelijk, dat burgerlijke, om niet te zeggen banale idee rijst op uit deze roman, is de man een wezen dat verlangt naar huiselijke geborgenheid, met de vrouw des huizes als ‘stoofpotjesvrouw’ en eventueel een ‘hoer’ voor erbij – vermoedelijk zullen de feministen onder ons gruwen tijdens het lezen.

Door deze roman over het ‘einde van het intellectuele leven’ van een academicus krijg je bovendien zin om in Huysmans te duiken. Het westen mag dan uitgeblust wezen, ons eigen intellectuele leven hoeft nog lang niet voorbij te zijn. Aan het begin geeft Houellebecq deze beschrijving van literatuur:

Contact met een andere menselijke geest, met de totaliteit van die geest, zijn zwakke en zijn grootse kanten, zijn tekortkomingen, zijn bekrompenheden, zijn dwangvoorstellingen en zijn overtuigingen; met alles wat hem aangrijpt, interesseert, opwindt of tegenstaat.

Een dergelijke mooie apologie van literatuur lees je zelden. Onderworpen zal ingehaald worden door de actualiteit – of bekrachtigd, wie zal het zeggen – maar het is hoe dan ook een document geworden waar wij ons in 2015 uitstekend mee kunnen vermaken, en in elk geval latere (literatuur- en cultuur)historici.

Johannes van der Sluis

Martin de Haan – Aan de rand van de wereld: Michel Houellebecq. De Arbeiderspers, Amsterdam. 144 blz. € 12,50.
Michel Houellebecq – Onderworpen, vertaald door Martin de Haan. De Arbeiderspers, Amsterdam. 234 blz. € 23,99. (hardcover), € 19,99. (paperback)