Op het nieuwe festival Nieuwe types in Arnhem treedt op zaterdagavond 27 juni de eerste lichting afgestudeerden van Creative Writing ArtEZ aan. Op Tzum stellen we enkele studenten aan u voor.

Lisa Weeda is zesentwintig jaar oud. Ze schrijft proza en non-fictie en is programmamaker bij Mooie Woorden in Utrecht. Tekst van haar hand werd onder meer gepubliceerd op De Optimist en in Das Magazin. Haar afstudeerwerk is een onderzoek naar de verhalen van haar Nederlands-Oekraïense familie, haar grootmoeders (de in Oekraïene geboren Aleksandra Temnikova) levensverhaal en hoe ze daar eigenlijk zelf instaat: welke geschiedenis huist er in onszelf? In mei reisde ze voor dit project naar Odessa. Ze zal op de avond zelf een korte familie-recap geven. Haar werk is online hier te lezen.

Het is zaterdagmorgen. Er staan drie koppen koffie op de eettafel en Marie en tanta Anne drukken aan weerszijden tegen mij aan. Ombeurten wijzen ze naar de foto op mijn kleine computerscherm.

‘De dochter van Tante Anja heet Lena,’ zegt Marie. Ze drukt haar vinger tegen het gezicht van een van de vrouwen die nors de kamer inkijkt vanaf de laatste rij op een familiefoto.

‘Ze hertrouwde met haar jeugdliefde Petja. Hij werd ook wel Pjotr genoemd. Maar eerst had ze een andere man, Wanja, die was heel vriendelijk trouwens. Tijdens het ijsvissen in een van de meren rond Montsjegorsk, in de buurt van Moermansk, schoot zijn vriend onder het ijs. Wanja dook hem achterna in een poging hem te redden. De mannen verdronken samen. Daarna ging Lena ontzettend aan de drank.’

Na nog een kop koffie kijk ik naar de cursor die in de zoekbalk knippert en zie in mijn hoofd een man ergens onder water tegen een dikke laag ijs bonken. Marie loopt door het huis en mompelt iets over boodschappen. Anna is net vertrokken.

‘Je kunt me altijd bellen als je iets wilt weten,’ zei ze.

Ik vraag me af hoe breedgeschouderd Wanja was. Of hij hard lachte, bulderde, of gewoon een glimlachende man was, zoals er volgens niet veel van zijn in Oekraïne. Ik google het meer van Montjegorsk. Op foto’s zie ik dat de stad omgeven is door water. Water, nog meer water, zoals Dordrecht er bij ligt, maar dan zonder bruggen. Eerder als een down south moerasland zoals ik het uit de films ken. Groot, wijds en groen. Niet volgebouwd. In de winter ligt er veel sneeuw. Al het water rondom de stad vriest dicht. Waar schepen liggen, steken schotsen uit. Een rood schip genaamd The Arctic Express Мончегорск heeft zelfs ijswitte boeisels, blanke flanken. De grote kerk, die langs de ronding van de Montsjebaai ligt, is prachtig. Een geheel witte buitenkant met ronde bruine koepels, zoals we ze van het Kremlin kennen. Om de hele kerk heen cirkelt een weg. Een fabrieksstad, bestaand bij de gratie van erts, waar het revolutieplein het centrum van vormt. Waar scholen geen namen hebben, maar nummers: 1, 2, 3, 4 en 5. Tyon Sankari staat in brons gegoten met één arm strak naast het lijf en één arm omhoog gestoken op een metershoog stenen voetstuk. In de omhooggestoken hand houdt de held van de socialistische werkkracht een houweel. Tijdens poolnachten is er licht te zien vanachter de horizon. De zon komt er nooit bovenuit.

Ik gooi het woord ijsvissen in een online vertaalmachine en surf met het Russische woord het web over. Afbeeldingen van dikke mannen in plastic ogende tuinbroeken en dikke laarzen verschijnen op het scherm. Ze houden grote vissen tussen hun armen, laten deze steunen op hun buiken. Wat een trots stel mensen zijn het, denk ik, en besluit dat Wanja dat ook was. Met een glimlach.

Lisa Weeda

(foto via Flickr Commons)