Grote schoonmaak in de boekenkast

‘Ik ga Stoner ook weggooien.’ Andreas Klein, het alter ego van schrijver Hans Münstermann treedt al in veel romans naar voren en in Poging tot lichtvoetigheid is hij in een weggooierige bui. Dozen vol boeken draagt hij het huis uit. Door te schiften komt er meer duidelijkheid in de kast. ‘Grünberg [sic], Wieringa, Van der Heijden, met alle respect, waarom zou je dat allemaal moeten bewaren als je klein behuisd bent?’ Er mogen ook schrijvers blijven, zoals Willem Frederik Hermans. Het lijkt een willekeurige keuze, maar later in de roman krijgt die betekenis.

poging tot lichtvoetigheidDe roman speelt zich af in een nacht, aan de vooravond van een reis naar Baden-Baden. Klein wordt steeds schreeuwend en schoppend wakker uit zijn slaap omdat hij denkt dat er iemand in huis is. Dromen en de angstaanjagende werkelijkheid vloeien in elkaar over. Herinneringen aan eerdere reizen, waarin buitenstaanders steeds zijn huwelijk proberen te ontwrichten komen naar boven.

Lange tijd lijkt de roman de zoveelste exercitie te worden over de strijd tussen werkelijkheid en verbeelding, maar pas laat, op twee derde van de roman, verdiept de roman zich als de indringer die zich in huis ophoudt, de geest van zijn overleden vader blijkt te zijn. De vader, van Duitse komaf, liet in de oorlog zijn gezin in de steek en keerde pas na de oorlog terug. Wat had hij gezien en wat had hij gedaan?

Mijn vader, zoals ik hem kende, was een volmaakt onschuldig mens. Hij onderscheidde zich in één opzicht van andere vaders die ik kende: zijn afwezigheid. Je voelde dat hij zich afschermde. Zijn leven zat volledig van binnen.

De man die uit de oorlog terugkomt is een schim van vroeger. Klein beschrijft hem als: ‘Pappa was Duitsland-na-de-oorlog.’ Als hij jaren later overlijdt, zit Klein net met zijn jongste broer in Griekenland. Omdat zijn vader zijn lichaam ter beschikking aan de wetenschap had gesteld kunnen ze niet echt afscheid van hem nemen. Klein moet niet alleen een grote schoonmaak houden in zijn boekenkasten, hij moet ook de schimmen uit het verleden zien kwijt te raken.

Midden in de nacht wandelt Klein, of is het een hallucinatie, nog naar het oude woonhuis waar Willem Frederik Hermans is opgegroeid. ‘Er was daar niets. Waarom zou ik me interesseren voor iets dat niet bestaat?’ En daar sluit het boek aan bij de grote romans van Hermans die gaan over het verleden dat blijft doorwerkt in het heden, de onkenbare werkelijkheid en families die uiteengeslagen zijn. Maar de roman blijft, de titel is niet voor niets gekozen, luchtig. Met de vader wordt op een literaire wijze afgerekend, waarbij dichter F. Starik – die voorleest bij eenzame uitvaarten, nog een gastrol krijgt. Poging tot lichtvoetigheid is een door en door verliteratuurd boek. Ingenieus, maar je blijft als lezer wel op afstand.

Coen Peppelenbos

Hans Münstermann – Poging tot lichtvoetigheid. De Kring, Amsterdam. 222 blz. € 18,95.

Deze recensie verscheen, in een ietwat verkorte versie, eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 19 juni 2015.