Pijnlijk oppervlakkig

De drie motto’s aan het begin van de nieuwe roman Ik zoek mijn man van Hans Münstermann, wijzen verschillende kanten op. Het citaat van Joni Mitchell duidt op een problematische vader-zoonrelatie, dat van Hotz op de ondoorgrondelijkheid van het huwelijk voor derden, dat van Jon Fosse op het angstvallig vasthouden aan een eigen geheim. Het moet mogelijk zijn deze drie elementen te combineren tot een geheel. Toch willen ze in deze roman geen eenheid vormen.

Het perspectief ligt bij Anita, de vrouw van de fotograaf Erwin Kropp die op een dag na een fotoshoot niet meer terugkomt, terwijl ze de volgende dag samen met Erwins ouders op vakantie zouden gaan naar hun vriend Jan in Polen. Het hele verhaal beleef je vanuit een vrouw die niet zonder haar man kan en steeds de ervaring heeft dat hij nog bij haar is. Ze spreekt zelfs met hem en hij antwoordt af en toe:

“Wat doe jij hier, Erwin Kropp?” Hij keek haar verbaasd aan. “Ik ben je man,” zei hij, tot haar opluchting. “Ik woon hier. Met jou.” Hij was er. Vandaag. Ze zouden op reis gaan. Ze liep naar de keuken, enigszins duizelig, om koffie te zetten. Het was alsof ze hem moest vragen of hij ook koffie wilde.

Het is jammer dat Münstermann het gegeven van een vrouw die krampachtig blijft vasthouden aan haar afwezige man, combineert met een ongeloofwaardige autorit met haar schoonouders, Barend en Gina, naar Polen, die halverwege strandt in een haast apocalyptisch aandoende file. Het is al niet erg waarschijnlijk dat die vakantie doorgaat, nu Erwin er niet meer bij is, maar de auteur voegt daar in het tweede deel nog een thema aan toe, dat letterlijk uit de ether komt: een NOS-bericht op de radio over de campagne ‘De Grote Reiniging’, die bedoeld is om de apathie van de Europese burger aan te pakken. Naar aanleiding van dit bericht ontketent zich een discussie in de auto, waaruit voortdurend Barends rechtse opvattingen blijken, die vervolgens steeds gesmoord worden door zijn vrouw.

Het lijkt erop dat de auteur zijn roman wat actualiteit wilde meegeven, als luchtige tegenhanger, of als maatschappijkritiek. ‘De Grote Reiniging’ is dan misschien metaforisch verwant aan het rouwproces van Anita, de twee thema’s gaan halverwege de roman echter schiften. Het is alsof Anita op de achterbank twee personages van bordkarton meevoert, die nog ingekleurd hadden moeten worden. Waarom Münstermann voor het motto van Hotz heeft gekozen, is dan ook onbegrijpelijk, want er zijn helemaal geen derden voor wie het huwelijk van Anita en Erwin ondoorgrondelijk is. De lezer krijgt, doordat het perspectief alleen bij Anita ligt, juist al haar gevoelens mee en daarmee ook hun relatie, al blijft die ook voor haarzelf nog wat mysterieus. Aan de vader-zoonrelatie waar het motto van Joni Mitchel naar verwijst, is al helemaal geen aandacht besteed.

De volstrekt uit de hand lopende file heeft behalve iets beklemmends, ook wel iets hilarisch:

Anita zag rook opstijgen boven de stoet vehikels, als boven de smeulende rest van een vroegere beschaving die zichzelf had afgemat en platgebrand. Kinderen draafden door de smalle gleuf tussen de kokende voertuigen, terwijl de chauffeurs met boze blik achter hun stuur hingen. De file leek te kreunen om weer op gang te mogen komen. De Nederlandse radio begon te kraken. Anita hoorde drukke stemmen die het nieuwe Europa bezongen, afgewisseld met hits uit de jaren zestig en zeventig. Barend tetterde door alles heen. “Ik zit niet te wachten op de kletsmeiers in Brussel, met hun babbels en hun slappe handjes.”

Toch ontstaat er geen synthese tussen dit doemscenario en Anita’s gevoelens, vooral doordat die gevoelens heel wezenlijk zijn, maar de gebeurtenissen eromheen zo onwaarschijnlijk en de karakters van Barend en Nina zo pijnlijk oppervlakkig blijven.

De drie delen, ‘Ongeloof’, ‘Pijn’ en ‘Geloof’ verwijzen naar de verschillende fasen waarin Anita verkeert. De jonge, zwangere vrouw die in het laatste deel op de autoruit tikt en wil meerijden, staat natuurlijk voor de hoop, de blijde verwachting, de campagne ‘De Grote Reiniging’ voor de innerlijke reiniging van Anita, en de kokende file voor het kookpunt dat Anita’s gevoelens hebben bereikt. De symboliek ligt er te dik bovenop. Het boek had zoveel meer aan diepgang kunnen winnen als de auteur zich had beperkt – de kunst waarin Jon Fosse juist meester is! – tot alleen de achtergebleven vrouw, misschien wel in die auto, en zelfs in die apocalyptische file, maar zonder schoonouders. Dan zou het slot ook gevoeld hebben als een catharsis, terwijl dat nu uit de lucht komt vallen, net als – ja, heus! – de voedselpakketten uit de helikopter die de filerijders van hun honger zouden moeten verlossen.

Dietske Geerlings

Hans Münstermann – Ik zoek mijn man. De Kring. Amsterdam. 192 blz. € 18,99.