‘Ik ben liever de man met de vuile handen’

Smokkel een allochtoon of een pedofiel je proza binnen en je staat al snel te boek als geëngageerd schrijver. Bij sommige critici geldt dat als een kwaliteitskeurmerk – maatschappelijke relevantie, de enige redding voor de literatuur in tijden van ontlezing. Schrijvers van romans die actuele maatschappelijke kwesties aanroeren willen nog wel eens te kort achter hun personages staan, waardoor ze vervallen in een drammerig soort moralisme en personages veranderen in buikspreekpoppen. Gelukkig omzeilt Jamal Ouariachi deze valkuil in Een honger – krap 600 pagina’s zedenprekerij, je moet er toch niet aan denken.

Aanvankelijk heeft het er nog wel de schijn van dat de twee protagonisten uit Een honger diametraal tegenover elkaar komen te staan. Een hypermorele intellectueel contrasteren met een onverschillig gansje, dan is het als schrijver makkelijk je extra-literaire punt te maken. Maar gaandeweg de roman ga je als lezer vermoeden dat Ouariachi zijn sympathie evenredig over beide personages heeft verdeeld en dat er ook elementen uit zijn eigen gedachtegoed terug te vinden zijn in Aurélie Lindeboom, de vrouw die in het hevig ironische eerste hoofdstuk nogal mutserig afsteekt bij de welbespraakte weldoener Alexander Laszlo.

honger ouariachiAurélie, die vanuit een personaal perspectief geportretteerd wordt, kan gezien worden als een vertegenwoordiger van de moderne tijd – always connected en gezegend met een postmodern soort scepticisme: ‘Luxe schuilt niet in het noodzakelijke, maar in het overtollige. […] Lekker, eten weggooien. Denk aan De Kindertjes In… – Nee, ze denkt nu eens even niet aan De Kindertjes In. Met De Kindertjes In heeft ze niets te maken. Er is maar één kindertje waarvoor Aurélie zich verantwoordelijk voelt, en dat ligt momenteel boven te slapen.’

Betrokkenheid bij de wereld toont ze vooral op Facebook en Twitter. Ze beklaagt zich wel over het lot van haar geesteszieke buurman – in de steek gelaten onder het mom van de-institutionalisering – maar dat ze zelf ook iets kan doen lijkt niet in haar op te komen. Nadat ze eerder naam gemaakt heeft als journaliste van het glossy magazine Brenda, is ze nu werkzaam op de redactie van een populaire talkshow.

De tweede hoofdpersoon, wiens verhaal in de ik-vorm staat opgetekend, is de flamboyante Alexander Laszlo. Hij is een generatie ouder en een prototypische humanist met een oneindig geloof in de maakbaarheid van de wereld. Dat idee heeft hij gestalte gegeven door zijn luxe leventje als econoom in te ruilen voor een carrière in de ontwikkelingshulp. Met het tamelijk megalomane adoptieplan The Future Leaders of the World – waarmee hij Ethiopische kinderen probeerde klaar te stomen voor een leidende rol in hun geboorteland – heeft hij de status van ‘Nederlandse Bob Geldoff’ verworven. Maar Laszlo is een gevallen held, veroordeeld voor het seksueel misbruiken van een van zijn adoptiekinderen.

Naarmate het boek vordert, brengt Ouariachi de in eerste instantie zo verschillend lijkende personages steeds dichter bij elkaar, want natuurlijk blijken de levens van de besmeurde ontwikkelingsgoeroe en de overbezorgde jonge moeder meer met elkaar verstrengeld dan in eerste instantie gedacht. De twee hebben een gemeenschappelijk verleden dat door Aurélie moet worden herleefd als Laszlo haar vraagt zijn memoires te schrijven. Dan blijkt dat de hoofdstukken waarin Laszlo als ik-verteller leek op te treden, in werkelijkheid door Aurélie geschreven zijn.

Dat laatste voegt een interessante dimensie aan het verhaal toe. Aurélie wil rafeligheden in het levensverhaal van Laszlo vermijden; Van weldoener tot duivel moet een afgeronde historie worden waarmee hij de sympathie van de publieke opinie enigszins moet zien te herwinnen. De manier waarop Aurélie dat doel wil bereiken, kan Laszlo aanvankelijk echter maar moeilijk waarderen: ‘Over haar herschreven versie van de episode ‘Ethiopië 1984’ was hij in eerste instantie niet bepaald te spreken geweest. Hij herkende zijn eigen stem niet, zei hij, en hij miste zijn analyses. Hij vond een aantal wendingen sentimenteel en het einde sloeg nergens op.’

Ouariachi wisselt hoofdstukken in het heden af met flashbacks naar hun gezamenlijke tijd in Ethiopië en doet zo geleidelijk uit de doeken wat er aan hun amourette, Laszlo’s val en – niet minder belangrijk – zijn opzienbarende ideeën ten aanzien van pedofilie vooraf is gegaan. ‘Een gezonde dosis pedofilie zou onze maatschappij meer goed doen dan kwaad,’ wordt in het eerste hoofdstuk namelijk uit zijn mond opgetekend. Verderop in de roman wordt die uitspraak door Laszlo in een prikkelend betoog onderbouwd. Het stuk stuurt de gedachten en het begrip van de lezer in onvermoede richtingen. En is dat uiteindelijk niet wat goede geëngageerde literatuur zou moeten doen: de lezer uitnodigen te reflecteren in plaats van hem standpunten te dicteren? Je zou met Laszlo wensen dat er in de rest van het boek wat meer plaats was geweest voor zijn stem.

Dat de auteur Aurélie en Laszlo in de loop van Een honger met elkaar verenigt in plaats van uit elkaar drijft, is een zege voor een roman die dergelijke pregnante thema’s behandelt. Het is wel jammer dat het boek door de ongebreidelde verteldrift van Ouariachi wat uit het lood begint te staan naarmate de pagina’s vorderen. Waar het verhaal in eerste instantie in een dwingend ritme op de ontknoping lijkt af te koersen worden later toch nog enkele op het oog minder noodzakelijke omwegen genomen. De talrijke interessante perspectieven, de zorgvuldige karakteropbouw van de hoofdpersonages en de fraaie illustratie van onze veranderende, quasi-vrijzinnige moraal, raakt ondergesneeuwd door al te uitvoerige beschrijvingen van de epische liefdesgeschiedenis van Aurélie en Laszlo en hun beider reis naar Ethiopië. Ouariachi schetst zo weliswaar een mooi beeld van het land, maar haalt op die manier tegelijkertijd de angel wat uit de vertelling.

Die uitvoerigheid is geen uitzondering in het oeuvre van Ouariachi, hij is een auteur die liever kilometers lijkt te maken dan te pielen op de vierkante centimeter. Vertedering was uitgesponnen, maar door zijn focus toch een zeer beklijvende leeservaring, en uit het bombastische debuut De vernietiging van Prosper Morèl – waar Een honger met zijn vertelling-in-een-vertelling nog het meest bij aansluit – hadden ook wel wat pagina’s geschrapt kunnen worden. Vertelambitie moet gekoesterd worden, maar je vermoedt toch dat Ouariachi’s durf en ideeënrijkdom in een boek van gemiddelde lengte beter tot uiting komt. Nu maar hopen dat zijn redacteur hem, als is het maar voor één keer, aan de leiband durft te leggen.

Jelle Spijkstra

Jamal Ouariachi – Een honger. Querido, Amsterdam/Antwerpen. 588 blz. € 19,99.