Verslagen van het noodlot

Op de kop af tien jaar geleden ontstond er in oktober 2005 brand in het Detentie- en Uitzetcentrum Schiphol-Oost. Het cellencomplex bleek niet te voldoen aan de veiligheidseisen voor justitiële inrichtingen en de brandweer kon pas laat aan het werk. Bewakers bevrijdden met de grootste moeite de meeste gedetineerden, maar voor elf van hen kwam redding te laat. Zij overleden aan koolmonoxidevergiftiging.

Verbrande-Levens.ai Grafistar.ai tekst verder van de kneepJournaliste en cultureel antropologe Claudia Biegel (1957), jarenlang werkzaam geweest bij Vluchtelingenwerk Nederland, schreef met Verbrande levens een indrukwekkend eerbetoon aan deze doden. Niet door de levensverhalen van elk van hen op te tekenen, maar door portretten van fictieve karakters te maken uit de herkomstlanden van de slachtoffers: Turkije, Bulgarije, Georgië, Libië, Suriname, Roemenië, Santo Dominco en Oekraïne. Voorwaar een breed palet.

Biegel legt heel terloops de nadruk op de beweegredenen om überhaupt je eigen huis en haard te verlaten en maakt daarmee van nummers, van een nog nauwelijks beroerend getal, mensen, met al hun zwakheden en angsten, én hun overlevingsdrang. Een goed idee, sterk uitgewerkt. Ja, er indringende literatuur van gemaakt. Vrouwen bang voor uithuwelijking, slachtoffer van extreem bruut huiselijk geweld, gedwongen prostitutie, mensenhandel, tienerzwangerschap. Mannen die gedeserteerd zijn omdat ze niet kunnen leven in een land dat hen dwingt om misdaden tegen de menselijkheid te plegen.

Of gewoon omdat je Jodin bent in Oekraïne, een zigeuner of een homoseksueel waar dan ook. Een meisje in Turkije wil juist wel een hoofddoek dragen, wil haar hart volgen wat religie betreft. De toegang tot de school wordt haar ontzegd. In Turkije is het verboden om een hoofddoek te dragen op scholen en universiteiten. Zo belicht Biegel heel subtiel alle facetten van vluchtgedrag.

De ik-vorm waarin alle elf verhalen zijn opgetekend, flitsromans worden ze in het voorwoord terecht genoemd, versterkt de waarachtigheid. Geen gezeur, geen gelamenteer, maar fijnzinnig verwoorde verslagen van het noodlot. Dit is wat me is overkomen en daarom ben ik op de vlucht geslagen. En nog belangrijker om te realiseren: deze grote offers heb ik daarvoor gebracht.

Een jonge Koerdische vrouw is bijvoorbeeld getrouwd met een dertig jaar oudere, eveneens Koerdische man, een veldwachter met bijzonder losse handen, zodat zijzelf en haar geestelijk gehandicapte jonge broertje Adil na de dood van haar vader tenminste een onderdak hebben. Een door de omstandigheden afgedwongen huwelijk, niemand anders had haar met haar broertje erbij tot vrouw genomen.

Haar echte liefde is Celek, de zoon van de veldwachter. Die is gevlucht, het geweld van zijn vader moe. De huwelijksdag was een formaliteit, de eerste nacht reeds een lichamelijke hel. Omdat haar maagdenvlies bijzonder taai bleek, haalde de veldwachter er een schaar bij. Geen liefdevol huishouden, maar de vrouw voegt zich omwille van Adil.

Dan komt er bericht dat Celek is in Nederland is aangehouden en als illegaal vastzit. De veldwachter betaalt vloekend en tierend een grote som geld aan een Turk om hem bij terugkomst uit de gevangenis te houden. De vrouw drukt in wanhoop een kussen op het gezicht van Adil.

Ondanks dat ik heb gezondigd, voel ik me niet schuldig. Nooit had ik als vrouw van zijn vader onder een dak kunnen wonen met Celek. En wat Adil betreft, die kon ik niet achterlaten noch meenemen op mijn vlucht. Ik had geen enkele andere keus gehad.

Iets wat mensen die generaliseren zich eigenlijk zouden moeten realiseren. Wij hebben een zekere keuzevrijheid, al is die wat het noodlot betreft ook alleen maar schijn, maar zij die op de vlucht slaan, doen dat maar zelden zonder een dwingende reden, zonder een andere uitweg te zien. Biegel maakt – daar waar het past met een treffende rurale insteek – van illegalen en uitgeprocedeerden weer mensen van vlees en bloed.

Guus Bauer

Claudia Biegel – Verbrande levens. LetterRijn, Leidschendam. 104 blz. € 12,50.