Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren

Wat zou jij nog willen doen wanneer de aarde in twee maanden naar alle waarschijnlijkheid zal vergaan als gevolg van een botsing met een asteroïde, Ardor genaamd? Deze macabere aangelegenheid vormt het filosofisch geïnspireerde uitgangspunt van Tommy Wallachs nieuwste roman. De intertekstuele verwijzing naar Lars von Triers Melancholia is nooit veraf, en Wallach noemt de Deense prent in interviews ook als inspiratiebron. Echt origineel kan je het verhaalgegeven dus bezwaarlijk noemen, maar belangrijker is de kwestie wat Wallach ermee doet.

wallach we kekenDe Amerikaanse auteur focust op de besognes van vier adolescenten. De populaire Peter verdeelt z’n tijd tussen vriendin Stacy en z’n roeping als begenadigd basketbalspeler. Hij is er rotsvast van overtuigd dat het leven ‘alleen maar beter wordt’ na z’n eindexamen. Nadat de kunstzinnige Eliza met Peter heeft gekust, wordt ze door Stacy en haar vriendinnen tot paria veroordeeld. De rebelse Andy vlucht in verdovende middelen en brallerig gedrag, maar wil zich liefst van al aan de muziek wijden. Ten slotte is er Anita, die weliswaar in luxe leeft, maar bijna bezwijkt onder de torenhoge verwachtingen van haar ouders. Wallach schetst een overtuigend portret van de adolescentie als fascinerende periode vol kansen en beperkingen. In deze speelruimte tussen kindertijd en volwassenheid cirkelt het viertal als planeten om elkaar heen, niet in staat tot diepgaand contact. Met het verschijnen van Ardor wordt de mensheid echter fysiek belaagd door het noodlot, en dat zet een keten van actie en reactie in werking. Voor het eerst worden Peter, Eliza, Andy en Anita geconfronteerd met de existentiële angst hun leven te verspillen: ‘Het was een beangstigende lens om doorheen te kijken, naar een steeds beangstigendere wereld.’ Ardors dreiging is nooit veraf, wat de roman bijwijlen tot een ware pageturner maakt. Dat mag dan een vanzelfsprekend gegeven lijken in dit soort literatuur, Wallach verstaat de kunst om op doordachte en tegelijkertijd eigenzinnige manier met z’n verhaalstof om te gaan.

Aanvankelijk viert escapisme – in fotografie, sport, verdovende middelen – hoogtij en lijkt de maatschappij het credo van Bob Dylan ter harte te nemen: ‘When you got nothing, you got nothing to lose.’ Terwijl de volwassenen in het geheel niet als betrouwbare rolmodellen fungeren, komen de vier jongeren in deze pré-apocalyptische wereld elkaar op de huid te zitten en ontstaat een fragiel begrip voor elkaars ‘anders zijn’. Volgens Andy geheel logisch; hij noemt het ‘karass’ oftewel het samenkomen van mensen die op bijzondere, kosmische wijze met elkaar verbonden zijn. Onder het motto ‘Opposites attract’ ontstaan verschillende allianties tussen de vier adolescenten. Enerzijds proberen ze verbeten hun dromen na te jagen, al blijkt meermaals hoe makkelijk inwisselbaar een vooropgesteld doel is, anderzijds gaan ze zich te buiten in experimenten met alcohol, verdovende middelen en de (vrije) liefde. Wallachs diepgaand inzicht in de – al dan niet getormenteerde psyché – van z’n personages blijkt o.a. sterk uit de dialogen, die het niveau van authentieke gesprekken benaderen. Het garandeert een indringende schriftuur, met sporadisch enkele rake typeringen.

Ondanks het bijzonder sterke verhaalbegin kan Wallach z’n relaas geen 375 pagina’s boeiend houden; de scènes vol geweld, brandstichting en plunderingen gaan al gauw op elkaar lijken, net zoals de potentieel interessante passages vol introspectie en filosofische bespiegelingen. Wallach raakt daarbij weleens aan de zorgvuldig opgebouwde geloofwaardigheid. Lang niet alle scènes zijn doordacht gecomponeerd en het gaandeweg ontbreken van wetenschappelijke informatie omtrent Ardor wordt een te doordacht trucje om het verpletterende einde in al z’n grootsheid te laten optreden. Bovendien transformeren enkele protagonisten wel erg snel, wat onvoldoende door de schriftuur geschraagd wordt.

We keken allemaal op is het label ‘coming of age’ echter met verve waardig, en zal als ‘cross over’ zeker z’n diensten bewijzen. Ondanks enkele kritische kanttekeningen zet Wallachs debuut aan het denken, mede dankzij de originele vertelstemmen en de rake typering van vier adolescenten als zoekende en zwervende zielen in een apocalyptische wereld. Alleszins een auteur om in het oog te houden.

Jürgen Peeters

Tommy Wallach – We keken allemaal op. Vertaald door Aimée Warmerdam. Amsterdam/Antwerpen, Querido, 382 blz. € 17.99.