Jannah Loontjens wordt er wel eens moe van. Steeds maar weer hetzelfde debat over vrouwen in de literatuur, vooral aangezwengeld door vrouwen. ‘Waar ik wel van sta te kijken: waarom zijn er zo weinig mannen die zich het streven naar seksegelijkheid in de letteren aantrekken? Waar zijn de Justin Trudeaus van het literaire landschap? Hoe kan het dat een schrijver als Jan van Mersbergen over vrouwen schrijft alsof ze tot een andere soort behoren?’

Van Mersbergen heeft zich de laatste tijd vooral in het debat gemengd met een provocatief reactionaire visie. Zo schreef hij dat vrouwen vooral gekke vrouwen als hoofdpersoon nemen.

Als mijn moeder de afwas doet, dan doet ze de afwas. Dan droog ik de borden. Dan zijn we samen. Zo’n scène, zonder getob en gepieker, is goud waard. Ik heb geen idee waarom vrouwen die schrijven menen dat een roman niet zonder gekte of kunst kan […].

Vrouwen zijn ook niet zo kritisch op elkaars werk, vermoedt hij:

Op welke manier bespreken vrouwelijke schrijvers elkaars werk? Ik weet daar vanzelfsprekend weinig van – ik ben daar niet bij – ik vraag me alleen af of vriendinnen die allebei schrijven de thee en de koekjes en de gezelligheid niet verkiezen boven het schrijven.

Aan dat soort mannen heb je weinig in het debat. Maar Loontjens weet nog wel een manier waarop Van Mersbergen zich nuttig kan maken:

Hij mag bij mij de afwas komen doen en graag ook de ramen lappen en stofzuigen. Dan kan ik aan mijn volgende boek werken.

Lees het hele stuk op de site van NRC Handelsblad.

[Foto via Flickr Commons]