Het wereldelftal van Roeselare

Op de eerste bladzijde van haar debuutroman De plantrekkers heeft de Vlaamse Heleen Debruyne (1988) al meteen een sterke eerste zin staan: ‘Willem wist het nog niet, maar die dag begon de verwarring.’ Waarna ze laat weten dat het bestaan van de arme Willem in de dagen die volgen, hopeloos verstrikt raakt ‘in de levens van veel meer mensen dan goed voor hem was.’ Twee goed gekozen zinnen die de roman die op dat moment nog beginnen moet, in één keer karakteriseren. Bij het lezen ervan moest ik onwillekeurig denken aan de leus waarmee de Zwitsers uitgeverij Diogenes jaren lang de aandacht trok: onze boeken zijn minder vervelend.

Daarna weet Debruyne de belofte die in haar eerste twee zinnen besloten ligt, ook behoorlijk waar te maken. In De plantrekkers slaagt ze er bijna steeds in de tegenwoordig altijd op de loer liggende verveling geen kans te geven. Nadat ze in de derde zin van het boek al heeft neergepend dat je ‘in elkaar verknoopte levens’ nooit meer helemaal kunt ontwarren, gaat ze in de vierde zin wat dieper op de vrienden van onze Willem in met de mededeling dat hij die vrienden nooit echt heeft gemogen, maar dat hij ze nu al zo lang kende dat hun ‘verbintenissen in zijn ogen onvermijdelijk waren geworden’. Prachtig. De schrijfster laat er al meteen geen misverstand over bestaan hoe de relaties van haar eerste personage eruit zien: niet al te best. Maar de mooiste zinnen van de eerste bladzijde hebben we dan nog niet gehad. Dat zijn naar mijn smaak de vijfde en de zesde zin. Daarin schrijft Debruyne over Willems vele, dubieuze vrienden: ‘Zijn slappe tekenen van tegenzin en halfslachtig gesputterde karakterkritieken leken ze nooit op te pikken’. Waarna ze afsluit met het al even treurige: ‘Daardoor was hij altijd de eerste die werd gebeld in beverige tijden van crisis, en de laatste wanneer er te zuipen viel.’

De plantrekkersAl zo lang ik me heugen kan, wordt er gediscussieerd over het gebruik van adjectieven in romans, maar dan gaat het meestal over adjectieven die weinig toevoegen aan het verhaal. Bij Heleen Debruyne ligt dat anders. Haar adjectieven zijn meestal origineel, ze passen goed op de situatie, maar ze zijn ook nog eens melodieus en ze geven de zin vaak een ritme waar je u tegen zegt. Haar ‘beverige’ tijden van crisis en haar ‘slappe’ tekenen van tegenzin zijn al meteen zoveel meer en mooier dan gewone tijden van crisis en tekenen van tegenzin. En wat te denken van die fraaie, ritmische alliteratie in de ‘tekenen van tegenzin’, die daarna naadloos overgaat in de schitterende ‘halfslachtig gesputterde karakterkritieken’, wanneer het over de opmerkingen van Willem gaat die zijn vrienden nooit eens ‘op leken te pikken’. Al die hakkerige p’ en k’s in ‘karakterkritieken’ en ‘op leken te pikken’: hoe zou je de ergernis – en het plezier – over zoveel lamlendigheid van een hoofdpersoon als Willem beter kunnen verwoorden?

Niet overal weet Heleen Debruyne de kracht die ze in het begin van haar boek tentoon spreidt, vol te houden. Halverwege wordt het verhaal af en toe wat vlakker. Maar als je eenmaal goed in het verhaal zit, stoort dat al niet meer. Bovendien blijft het nog regelmatig knetteren in de 246 bladzijden die op de prachtige openingspagina volgen, met honderden zinnen en uitdrukkingen die het waard zouden zijn om hier ook nog te citeren. Daar moet het boek het dan ook vooral van hebben. De plantrekkers is op zichzelf een vrij simpel verhaal over een onbestemd groepje mensen van diverse nationaliteiten in de Vlaamse provinciestad Roeselare, dat maandenlang om de weinig ondernemende ICT’er Willem heen cirkelt en in wezen weinig met elkaar deelt zonder dat iemand ertoe overgaat de nogal toevallige banden te verbreken.

Nadat we op de eerste bladzijde al hebben kennis gemaakt met Willem, leren we daarna de verleidelijke Russische Sofiya kennen, de vriendin van Willems net iets geslaagdere broer Lionel. Lionel zelf komt geregeld in beeld, een aan lager wal geraakte stofzuigerverkoper. Er duikt een zwarte, Amerikaanse volleybalkampioen op: Max. En dan zijn er nog de bemoeizuchtige moeders van de twee broers en van de Russische Sofiya, en de prachtige Mariella, de wulpse, Italiaanse vriendin van Sofiya, die het al snel met onze Willem weet aan te leggen. Als op een gegeven moment een aantal van deze figuranten dan ook nog in Willems huis in Roeselare komt te wonen, kunnen de hoogkomische verwikkelingen niet lang meer uitblijven. Toen ik De plantrekkers uit had, kostte het mij dagenlang de grootste moeite om nog in een boek van iemand anders door te dringen. Al het andere leek opeens zo veel grijzer, zo veel ‘vervelender’ dan dit verrassende, sprankelende debuut.

Reinjan Mulder

Heleen Debruyne – De plantrekkers. De Bezige Bij, Amsterdam. 256 blz. € 19,99.