Het wonder dat niet omvalt, of: Hoe ik in handen viel van een charmeur

Begin oktober meldde dit immer op sensatie beluste weblog dat Ernest van der Kwast (1981) zich boos had gemaakt op Facebook, omdat de grote kranten zijn nieuwe boek, Het wonder dat niet omvalt, niet wilden bespreken. Hij vermoedde dat dat kwam, omdat de verhalen erin zich in Rotterdam afspelen; het gaat om zestig portretten van ‘onzichtbare’, maar bijzondere Rotterdammers, of zoals het op de flap staat mensen ‘die kleur geven aan de stad.’ Tzum is geen grote krant, maar mijn persoonlijke filosofie hier is altijd geweest: als de grote kranten het laten afweten, dan moet je het zelf maar doen. Sterker nog, omdat de kranten het lieten afweten, was ik hier ooit begonnen. Iets in mij droeg me op om Het wonder dat niet omvalt te lezen, al was het maar om eventueel onrecht te bestrijden vermoedelijk. Nu was ik een scepticus ten aanzien van Van der Kwast, Mama Tandoori had me niet aan het lachen gemaakt, terwijl dat overduidelijk wel de bedoeling was geweest, de ontroering erin neigde naar kitsch, en Giovanna’s navel was ook niet aan me besteed. Geen idee wat het was wat me telkens weer in handen dreef van Van der Kwast, misschien vanwege hetzelfde geboortejaar, je wilt toch weten wat je schrijvende generatiegenoten aan het uitspoken zijn, nietwaar? En vanwege Italië wellicht, Van der Kwast woonde zoals bekend een paar jaar in Zuid-Tirol, ik kwam ook graag in die streek. In Bolzano vreesde ik hem altijd tegen het lijf te lopen, net zoals ik altijd vreesde om Ilja Leonard Pfeiffer in Genua tegen het lijf te lopen, maar het gebeurde nooit. Door omstandigheden was ik net als Van der Kwast weer in Rotterdam neergestreken; nog steeds ben ik hem niet tegengekomen. Overigens vroeg een vriendelijke Groninger me onlangs of ik het wel uithield in deze stad. Ik antwoordde dat je Rotterdam moet leren waarderen. Ook had ik hem kunnen antwoorden dat ik Rotterdam voor lief neem vanwege Jules Deelder. En vanwege Erasmus natuurlijk, maar in deze stad lopen we zoals bekend niet over van pretenties, we schreeuwen soms alleen.

Nee, Van der Kwast kwam me te lollig, te studentikoos over. Van de publiciteitsstunts waar hij bekend om staat, was wat mij betreft de meest geslaagde c.q. vermakelijkste dat hij in de aanloop van de NS Publieksprijs liet weten achter het pseudoniem Suzanne Vermeer schuil te gaan (zie: https://www.tzum.info/2010/09/nieuws-ernest-van-der-kwast-geeft-gehoor-aan-oproep-cpnb/). Niet vermakelijk, het was hilarisch, en alleen al hierdoor was hem alles vergeven. Hoe dan ook meende ik hem te hebben doorzien als een charlatan, een charmeur; een charlatan of charmeur is amusant, maar je moet wel beseffen dat je wordt opgelicht. Of in een beter geval, dat hijzelf weet dat hij het is, en zijn spel zo goed speelt dat je niet weet of je wordt opgelicht of niet. Maar niet iedereen is natuurlijk Harry Mulisch. Interessant aangaande Van der Kwast is dat ‘charlatan’ volgens Wikipedia uit het Frans stamt; het verwijst naar een ‘marktschreeuwer die allerhande huismiddeltjes tegen diverse aandoeningen te koop aanbood, of die aflaten verkocht’. Er staat eveneens dat het een samentrekking is van het Italiaanse woord ‘ciarlare’, dat ‘mooipraterij’ of ‘gebabbel’ betekent, en ‘Cerretano’, iemand afkomstig uit Cerreto di Spoleto, een stadje dat in de middeleeuwen een thuisbasis zou zijn geweest van reizende verkopers en marktlieden, ‘die bekendstonden om hun gladde verkooppraatjes’.

wonderAch, gebabbel, gladde verkooppraatjes, dat was het het niet, afgelopen dagen dacht ik erover na, en ik wist wat ik altijd bij Van der Kwast had gezocht – omdat ik het misschien op de een of andere manier had bespeurd – maar wat ik maar niet had kunnen vinden: het lijden. Daar hebben we geen schrijvers voor, om vrolijk babbelend door het leven te gaan, daarvoor hebben we Mark Rutte, talkshowpresentatoren et cetera. Nu lijden dergelijke mensen natuurlijk ook weer, op geheel eigen wijze, maar het aardige van de kunstenaar is dat hij niet hoeft te doen alsof dit een feestelijk leven is. De kunstenaar lijdt voor zijn publiek, opdat het zich aan medelijden kan overgeven om mogelijk te worden verlost. Ja, een kunstenaar is een messias, op zijn minst een profeet, anders kun je je pen of penseel beter aan de wilgen hangen. In Giovanna’s navel zat ondanks alles meer melancholie, het ging de goede kant op, maar alleen al vanwege de titel De ijsmakers vermoedde ik dat, hoewel ik van Italiaans ijs houdt – wie niet? – onze wegen voorgoed waren gescheiden. Toen me ter ore kwam dat Van der Kwast zo populair was in Duitsland verbaasde me dat niet, daar houdt men nu eenmaal van charlatans. In het verleden Adolf Hitler, heden Cees Nooteboom. Misschien was het omdat Van der Kwast zich boos zou hebben gemaakt dat ik Het wonder dat niet omvalt wilde lezen; boosheid is verdriet, boosheid is pijn. Nu bleek het met de boosheid mee te vallen toen ik het bericht las op zijn Facebook-pagina – sensatie neemt het zoals bekend niet zo nauw met de waarheid – maar de ‘schoonheid van het alledaagse’ interesseert me, hoewel het een cliché is, en bovendien wilde ik weleens weten welke verborgen schatten deze stad kende. ‘De omgeving van de mens is de medemens’, zoals de nachtburgemeester ons in neonletters aan de Nieuwe Binnenweg vermanend toespreekt.

En het wonder geschiedde: al bij het eerste portret was ik verkocht, en hoe meer portretten ik las, hoe meer ik betoverd raakte. Het wonder dat niet omvalt bevat tedere portretten van inderdaad bijzondere mensen – volgens mij is trouwens ieder mens bijzonder, je moet alleen goed opletten, maar dat terzijde – en ook nog eens qua stijl; nuchter, zakelijk, maar ook poëtisch, misschien wel zuidelijk. Kortom, voor ik het goed en wel had beseft: ik was in handen gevallen van een charmeur. En ik moet zeggen, het voelde heerlijk, ik vergooide me met graagte, wellicht omdat de charmeur zich bijna onzichtbaar had gemaakt – o, hoe geslepen, hoe geraffineerd – om de geportretteerden te laten schitteren. Hij liet zich charmeren. Van der Kwast, de verkoper met de gladde praatjes, had zich, zonder kruiperig te worden, dienstbaar gemaakt, een kwaliteit die noodzakelijk is om te kunnen bewonderen. Een oprechte bewondering. Over de geportretteerden verder geen woord, want als ik er één noem, zou ik hen alle zestig moeten noemen. En ook geen citaten; als ik één zin citeer, wil ik het hele stuk citeren. Inmiddels heb ik het gekocht voor mijn zwager, een Rotterdammer die momenteel in ballingschap leeft in dat vreselijke, aanstellerige Amsterdam. Bij Donner lag een gesigneerd exemplaar met daarin een opdracht van de auteur: ‘Blijf overeind!’ Aha, daar was het lijden, in het boek meende ik het ook al te zijn tegengekomen in de gedaante van de vergankelijkheid. Ik had de eenzaamheid bespeurd; Van der Kwast bleek toch een verloren ziel. Ja, het lijden gaat aan niemands deur voorbij, wat niet zozeer sadistisch bedoeld is als wel als troost. Wij bestaan misschien niet om te lijden, maar wij lijden omdat wij bestaan; het oog moet gericht blijven op de overwinning, opdat het bestaan, het leven, écht kan beginnen.

In een interview in het Algemeen Dagblad naar aanleiding van Het wonder dat niet omvalt laat Van der Kwast zien dat hij ook zijn ogen niet sluit voor de lelijkheid van het alledaagse. Als antwoord op de vraag of zijn boek een aanklacht tegen de waan van de dag is, zegt hij:

Nee, als het al een aanklacht is, dan een tegen al dat geschreeuw. Rotterdam Partners prijst de handelswaar op dezelfde manier aan als de marktkoopman. De een krijst ‘Markthal!’, de ander roept heel hard ‘bananen!’. Ik hou niet van schreeuwen, ik ben van het fluisteren. Dat verstilde blijft veel langer hangen. Bovendien: als Rotterdam zichzelf weer eens op de borst roffelt omdat het Best City of Europe is geworden, dan denk ik: ga eens even lekker kijken op Zuid.

De Duitse uitgeefster becommentarieerde de aankoop van de Duitse rechten van dit boek door te beweren dat het ‘kleine literaire monumenten zijn voor gewone maar toch bijzondere mensen’, een ‘universeel boek’. Geen loze woorden, Het wonder dat niet omvalt is niet alleen een prachtige ode aan een stad en zestig markante inwoners, maar bovenal een ode aan het leven. De stad mag vernieuwen, en vernieuwen zal het, inwoners mogen verdwijnen, maar deze mensen, deze zielen, zijn goddank vereeuwigd.

Toen ik afgelopen zaterdag op de centrale markt van Rotterdam het carillon hoorde dat door – vooruit, toch één naam – Richard de Waardt wordt bespeeld, hoorde ik tegelijkertijd de marktkooplui hun mooie waren aanprijzen. Ik keek om me heen om te zien of Ernest van der Kwast ergens aan het rondstruinen was, maar helaas. Weliswaar geen landelijke marktplaats zoals NRC Handelsblad, maar op deze kleine, literaire marktplaats in het noorden van het land roep ik bij wijze van bedankje dan maar schaamteloos over dit kleine, verstilde meesterwerk: ‘Ja ja, mensen, kom kom komt u maar, leessst dit boek!’

(Woensdag 2 November a.s. is Ernest van der Kwast te bewonderen in de voorstelling ‘The Future of Sex’ van Wunderbaum in de Stadsschouwburg in Groningen)

Johannes van der Sluis

Ernest van der Kwast – Het wonder dat niet omvalt. De Bezige Bij, Amsterdam. 204 blz. € 16,99.