Het eerste slachtoffer dat in een oorlog valt is de waarheid

Psycholoog en mensenrechtenactivist Gary Barker en activist Michael Kaufman brengen samen De club van onwaarschijnlijke verhalen uit. Met één zin pleiten de mannen zich vrij: ‘Dit is een werk van speculatieve fictie.’ Echter, in hoeverre is dit boek écht vrij wanneer het geschreven wordt door twee (mensenrechten)activisten die in het dagelijks leven actievoeren tegen het geweld van mannen? De boodschap in De club van onwaarschijnlijke verhalen ligt onomstotelijk vast en het gevaar dat dit boek louter kritiek geeft op de Amerikaanse soldaten lijkt meer dan reëel.

Het was de bedoeling dat we de meest onwaarschijnlijke, onthutsende, ongelooflijke en absurde verhalen – zowel fictie als non-fictie – zouden verzamelen die voortkwamen uit de Afghaanse knipperlichtoorlog die al ruim vijfentwintig jaar aan de gang was (…) en dat we die verhalen dan op een website zouden plaatsen.

de-club-van-onwaarschijnlijke-verhalen-gary-barker-michael-kaufmanHet is 9 april 2025. Via het dagboek van John Fox wordt de lezer in korte tijd geïnformeerd over de verhalenclub van Fox’ vriend Alistair. Na een periode van weigering besluit John Fox deel te nemen aan de schrijversgroep. Hij reist af naar Baltimor waar hij met Cody spreekt. Cody vertelt hem dat er, in tegenstelling tot wat eerder berichten melden, iemand is die de aanslag bij Vod Am overleefd heeft. Fox gaat op pad en ontmoet de kapitein die zich Tanner Jackson noemt. Jackson vertelt zijn oorlogsverhaal, op één voorwaarde: hij wil dat John een boek maakt van zijn verhaal.

Vanaf de eerste bladzijde lijken Barker en Kaufman zich te willen ontdoen van elke vorm van verdachtmaking. Zeer expliciet en overdreven maken ze duidelijk dat hun verhaal verzonnen is: het boek is speculatieve fictie, in de club mochten fictieverhalen opgevoerd worden, in een oorlog lopen waarheden en onwaarheden door elkaar, ‘dat hij gewoon de zoveelste veteraan is wiens herinneringen zijn verschroeid door oorlog en overhoopgegooid door de pillen die hij kreeg om te kunnen blijven vechten.’

Na dit gezegd te hebben, hebben de mannen vrij baan. Het boek is immers fictie? Vrijwel direct ontstaat een oorlogsverhaal dat bol staat van de kritiek op oorlogsvoering, geweld en de manier waarop de Amerikanen de zaken rondom Afghanistan hebben aangepakt. Onder de dekmantel fictie steken de activisten hun mening niet onder stoelen of banken. Met personage Katherine, onze Florence Nightingale, de vleesgeworden moraliteit, beleren ze de lezer: oorlogsvoering, en zeker zoals in Afghanistan gebeurde, is zinloos en kost te veel onschuldige mensen het leven. Met Tanner Jackson zetten ze een gematigde soldaat neer. Hij vindt, in tegenstelling tot de andere stereotiepe soldaten, de oorlogsvoering en de moorden niet vanzelfsprekend. Het is zijn werk, hij moet het doen, maar onschuldige mensen vermoorden gaat hem te ver: onze morele held. Het is uiteindelijk kapitein Roger Pennyfield die de bal, die voor open doel ligt, binnentrapt:

Is het zo dat dit land met zijn armoede, eenvoud en achterstand zo veel arrogantie oproept bij degenen die het binnenvallen? Of is het andersom, en zorgt jullie arrogantie ervoor dat jullie het land binnenvallen?

Toch is dit pleidooi tegen de Amerikaanse oorlogsvoering, ondanks de soms matige vertaling, allesbehalve onaantrekkelijk. Barker en Kaufman hanteren binnen de dagboekfragmenten van Fox een zeer directe, ironische schrijfstijl en maken daarmee Fox tot een interessant personage, een sarcastische man die een beetje kritiek niet schuwt. Daarbij beschrijven de auteurs heel veel nét niet en doen ze een beroep op de fantasie van de lezer:

Uiteindelijk vond ik hem. Of beter gezegd, ik vond iets over hem. Een kort bericht in The Baltimore Sun. Akelige manier om aan je eind te komen.

Met de komst van Jackson wordt de toonzetting ernstiger. Het zijn de wisselingen tussen enerzijds de sarcastische dagboekfragmenten en anderzijds de ernstige oorlogsverhalen die zorgen dat het verhaal nergens een overload van krijgt. Het verhaal van Jackson maakt De club van onwaarschijnlijke verhalen interessant; het confronteert je met een oorlog vol geweld, geijkte liefdes en harde dialogen, waarbij gedetailleerde beschrijvingen het verhaal tot de verbeelding laten spreken. Ook vertelt het een tweede oorlogsverhaal en toont het de veelal onbesproken kant van een oorlog: de ‘saaie’ dagen waarin soldaten wachten op niets.

We doen een slap aftreksel van een patrouille, niet ver van ons kamp, maar dan hebben we in elk geval het idee dat we iets doen.

Met De club van onwaarschijnlijke verhalen leggen Barker en Kaufman de vinger op de zere plek. Zij uiten hun kritiek op het land van de vrijheid en besluiten hun pleidooi met een bijzondere paradox: ‘Als je dit publiceert moet je onderduiken, misschien wel voor de rest van je leven.’ Ach, het is immers fictie.

Marloes Otten

Gary Barker & Michael Kaufman – De club van onwaarschijnlijke verhalen. Vertaald door Manon Smits. De Geus, Amsterdam, 286 blz. € 19,95.