Het alwetende paard weet niet wat een zonnebril is

Jan van Mersbergen (1971) heeft met De ruiter zijn negende roman het licht laten zien. Eerder werk werd onder meer bekroond met BNG Nieuwe Literatuurprijs en de F. Bordewijkprijs (respectievelijk Naar de overkant van de nacht, 2011, een sterk invoelbare roman, en De laatste ontsnapping, 2014, Het kleine geluid dat ver draagt, een fijn mozaïek.)

In De ruiter wordt een probleemmeisje, onder invloed van een soort loverboy lid geworden van een nergens voor terugdeinzende jeugdbende, door haar vader, ten einde raad, bij de boerderij van opa gedumpt. ‘Daar botsen niet alleen twee generaties, maar ook heden en verleden, stad en land, mens en natuur’ aldus de achterflap. Daarover later meer. Een oude hengst in de wei is de verbindende factor. Op de achtergrond doemt steeds de slagschaduw op van de gevreesde jongeman.
Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van het paard. Nog even wat geronk van de achterflap: superbestsellerauteur Herman Koch verklaart dat hij in de ban is geraakt van de unieke verteller, met zijn geheel eigen toon en stem, voor wie je niet anders dan een warme sympathie kunt voelen. Hij heeft de roman met stijgende bewondering gelezen en hoopt met heel zijn hart dat het goed zal aflopen met het paard. Met de rest van de protagonisten dus niet? Vooruit. Hortsik!

de-ruiter-jan-van-mersbergenJe kunt alleen maar medeleven met het paard voelen, het feit dat zijn wezen in deze roman wordt misbruikt. Sinds Ed, het sprekende paard, niet meer zo’n intellectueel meegemaakt. Maar Ed was leuk, een grapsnuiter. Van Mersbergen heeft van dit paard een betweter gemaakt. Een knol op de kansel. Een filosoof, een gemankeerd dichter. (‘Mijn neus vangt haar hunkering feilloos op’. ‘Mijn hart bonkt nog steeds zo snel als die libelle met zijn doorzichtige vleugels klappert.’)

Het ros weet het verschil tussen een koffer en een rolkoffer, weet van automerken, van terroriserende jongens, van molens, van tatoeages, tv, treinstakingen, logo’s, asfaltmachines, brommerhelmen, ja, zelfs van de Toscane. Goed, daar kun je in meegaan. Maar hij weet niet wat een zonnebril is. Dat zijn dan ineens ‘grote donkere kappen’. Een tatoeage is ineens verderop een ‘brandmerk’, een tv idem dito een ‘lichtgevend scherm’. Het op kunstmatige wijze aanbrengen van twijfel, van onkunde, van ergens geen weet van hebben. Krijgt de hengst zo iets echt menselijks? Nee, die hengst dat is de schrijver zelf, de ruiter die akelig door het verhaal heen galoppeert!

Zodra mensen hun hand dichtbij op de flank leggen of voor de snuit houden, kan het schrikdier de gedachten en gevoelens van de mensen lezen. (Je zou van die kunde toch gillend wegrennen.) Het is weergegeven in cursiefjes. Het hier en daar gehoorde verweer: het paard geeft geen commentaar, is alleen een verslaggever. Maar om iets te kunnen verslaan, moet je de taal toch begrijpen, of in elk geval de basisbegrippen kennen. Uit de tekst die de hengst zelf hinnikt blijkt bijvoorbeeld dat hij Engels verstaat, dat hij weet wat vloeken is. Keer op keer word je met de neus op de constructie, op de vorm gedrukt. Het krijgt daardoor iets van een trucje, het opleuken van een verder wat mager verhaal. De ruiter is onecht, komt geen moment tot leven. Het peerd van ome Loeks is morsdood. De genoemde tegenstellingen worden uiterst summier aangekaart. Een heel plat decor, drie keer briesen en het bordkarton ligt om.

De recensies die verschenen zijn over deze roman zijn tam, lafhartig, lauw, gemakkelijk, met een hoog-voordeel-van-de-twijfel-gehalte. De huidige kritiek is over het algemeen een verplicht nummer geworden. Vooral niet tegen de haren instrijken. De angst om buiten de groep, buiten het gevlei te vallen is groot. En dan de reputatieschade, van besprokene én bespreker. De meester dit, de meester dat. Van Mersbergen heeft een invloedrijk netwerk opgebouwd en is dus een vaste gast geworden in de bespreekkolommen. Dat is op zich natuurlijk een hele prestatie. (‘Een hele prestatie’, een mooie quote om uit dit verband te rukken.) De navelstaarderij van Van Mersbergen is binnen dit boek, en vooral ook daarbuiten, ondraaglijk. Op het net prijst hij onverholen zijn eigen werk aan. DWDD heeft het over paardenvlees, gelijk plaats de paardenkenner het omslag van De ruiter met een milieucorrecte opmerking op Facebook. Uit een nietszeggende recensie haalt hij een enkel steekwoordje (‘glansrijk’) en maakt daar een Telegraafkop van.

In de besprekingen worden de personages in De ruiter ‘stug’ genoemd, maar ze zijn gezocht ingetogen. Hij hanteert in deze roman een stijl die een slappe kopie is van die van Gerbrand Bakker, zonder diens intensiteit, muzikaliteit. De ruiter is gortdroog. Die hele trukendoos was niet nodig geweest. Het meisje gaat tegen het einde op pad op de rug van de kletsmajoor. Een vrouw in een rolstoel wacht bij een bushalte. Ze moet naar het ziekenhuis. Een fijne dialoog, even de Van Mersbergen van zijn eerdere werk. Het meisje – ze heet trouwens Sandra, wordt in de groep Bullock genoemd – neemt haar op sleeptouw. Dat is mooi. Meer was niet nodig geweest. Waarom het verhaal niet zuiverder vertellen? Het einde van deze roman is eerder doorzichtig dan open. Paard en ruiter zweven de toekomst tegemoet, gaan de afgrond in. Waar hebben we dat ook al weer eerder gelezen, nee, gezien? De zachte heelmeester is met kerstreces, het is een vriend die op fouten wijst. Snel terug naar het niveau van in de kop, excuus het hoofd, van dit stukje genoemde titels, zodat er weer wat te enthousiasmeren valt.

Guus Bauer

Jan van Mersbergen – De ruiter. Cossee, Amsterdam. 250 blz. € 18,99.