De treurnis van herhaling

In films en toneelstukken is het ook gedaan: een liefdesgeschiedenis van achter naar voor vertellen. De lezer gaat terug naar het begin, terwijl hij de afloop weet. Daardoor ziet hij beter de signalen van dreigend verval in het verleden.

In het vijfde gedicht van de reeks van acht, uit de bundel van Charlotte Van den Broeck, Nachtroer, wordt een liefde die acht jaar duurde, betreurd. Van zestien tot vierentwintig jaar; een jeugdliefde die niet langer mocht bestaan.

V.
Europa, een inwisselbaar landschap achter het autoraam ondergeschikt
aan welk nummer er op de radio draait, wat er door ons heen glijdt
bij het staren naar de snelweg, in cadans de kerken, de Tsjechen en de verte
het herhaalt zich, zoals wij ons jaar na jaar onbedoeld, maar halsstarrig herhalen
Wenen wordt onze woonkamer, de Donau een geknelde zenuw, zelfs het vrijen
langdradig in die droge zomer, ik slik muggen in, altijd en later
twee tijdstippen die me bij de keel grijpen, nu ze vanzelfsprekend en aangebroken zijn
wij meer dan ooit de gietvorm van ons geluk en niet het geluk zelf het glijdt voorbij
de plaatsnaamborden, voorbij de tinteling en de twijfel daarna
op de autostopplaats de milde stilstand van elkaars glimlach
waarachter een schreeuw smeekt dat we het steeds van elkaar zullen weten
het heimelijk verbond, wat ons opzweept en de strop

Een stel rijdt door Midden-Europa met weinig aandacht voor het landschap, iets meer voor de muziek op de radio en de stilzwijgende gedachten. Een overheersend gevoel is de herhaling van alles en als gevolg daarvan of daarbij behorend de verveling.

De beeldspraak over de Donau wijst op pijn en in de volgende woorden wordt die pijn konkreet: bij het vrijen. Het is een handeling geworden als tanden poetsen of flossen. Het is warm, zeer warm, maar droog. De ik slikt muggen. Die verwijzen naar het begin van de liefde. Zestien en zeventien waren ze. In de terugblik lijken de twee onbekenden voor elkaar bestemd. Er waren muggen, maar die werden door de eerste kussen verjaagd: het was, het was ook ‘overgave, het blinde licht in de middag en later daarover de gedichten’. De twee tijdstippen: toen en nu, grijpen bij de keel. Het geluk is voorbij gegleden, zoals de plaatsnaamborden komen en verdwijnen. Er was tinteling en daarna kwam twijfel en toen berusting. We glimlachen om onze schreeuw te maskeren en de eindelijke executie. Zo gewelddadig? Ja, dat blijkt uit het begin van het volgend (voorgaand) gedicht: de ik wordt in tweeën gezaagd en open geklapt.

De cadans van de reis naar huis zit in de woorden en ik stel me zo voor dat Charlotte die woorden triest glimlachend uit het hoofd, hartveroverend, voordraagt: een stem die je steeds wil horen en lezen.

De cadans zit ook in de andere gedichten en wordt bepaald door het levensritme van de dichteres, het pulseren van haar bloed. De gedichten zijn incantaties, zangerige bezweringen en dat maakt ze zo meeslepend. Daarbij horen herhalingen en ellipsen. Misschien heeft Van den Broeck het geleerd van Remco Campert (ik denk aan zijn ‘Lamento’); misschien hoort het eenvoudig bij haar en heeft ze het herkend bij de oudere dichter.

In ‘Hematoom’ gaat het weer over muggen. De bloeduitstorting is letterlijk zichtbaar op de muren. Het gedicht begint hyperbolisch met het botsen van twee aardplaten. Het botsen van hand of krant met de mug levert bloed op. Het botsen van twee personen, die eerder elkaar streelden is een schok, die leidt tot een innerlijke bloeding.

De ik droomt over vissen die op de kust zijn beland en die zij terug gooit in het water, in het leven en weer terug gooit, maar dat is een repeterende droom. Steeds maar de vissen terug gooien en in de ochtend, als ze wakker wordt – toch nog even weggezakt – is het licht messcherp en moet ze de vissen laten liggen.

In de nachtwinkel (Nachtroer) liggen ‘al die soorten ontbijtgranen’, herhaling en variatie, maar toch vooral herhaling die tam maakt. Dat gebeurt in de liefde ook, waar het niet zou mogen gebeuren. Liefde zou niet mogen slijten, maar het gebeurt en we gaan elkaar vervelen. O, hoe zou je kunnen vergeten wat gebeurd is, hoe kun je de pijn ooit vergeten van de scheiding? Kon je maar drinken uit de Lethe. Hef hoog het glas ex-geliefden!

Na de publicatie van haar eerste bundel Kameleon ging Charlotte in juli naar Parijs om nieuwe indrukken op te doen. Ze doolde door de stad en schreef ‘Dorst’ en ‘Snede’. Ze is daar eenzaam en denkt vanzelfsprekend aan het verleden. In ‘Snede’ wordt een week beschreven: elke dag een andere kleur. De dichteres presenteert hier literaire metaforen: ‘uit mijn polsen druipen vingers’; ‘de kaart spant een papieren huid over Parijs / waar de vouwlijnen lopen bolt de straat op / als een ruggengraat die gebogen door een T-shirt prikt’. Op mij maken veel beelden een bedachte, gewilde indruk.

De schim van de geliefde doolt nog met haar mee. Ze geeft in deze gedichten en ook in ‘Wrijfklank’ en ‘Hyperstase’ toe aan het verlangen meer denkend te gaan schrijven. Als ze maar niet te veel in de richting van de stijl van het motto van Levinas gaat: ‘Het innerlijk leven, het ik, de scheiding, zijn de ontworteling zelf, de niet-participatie en bijgevolg de ambivalente mogelijkheid van dwaling en waarheid. Het kennende subject is geen deel van een geheel, het grenst nergens aan.’ Inhoudelijk zal het wel kloppen, maar dit is toch heel duister en ingewikkeld geformuleerd. Overigens is uit de gedichten wel duidelijk dat de dichteres Levinas heeft bestudeerd: spiegel, kamer, gelaat, de Ander, maar ze moet oppassen voor geleerdheid.

Ik ben benieuwd hoe het verder gaat, al ben ik overtuigd van haar innerlijk dichterschap.

Remco Ekkers

Charlotte Van den Broeck – Nachtroer. De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen. 81 blz.