Krakende planken

Wel vaker maken literaire auteurs een zijsprong naar het genre van de misdaadroman. Een leuk pseudoniem, meestal een goed in het gehoor liggende damesnaam, en een verblijfplaats zogenaamd ergens in de jungle zodat er niet voor interviews kan worden opgedraafd. In sommige gevallen legt het geen windeieren, ontstaan er reeksen met zinderende krimi’s, met zinderende verkoopgetallen ook vooral.

Jan van Mersbergen (1971) maakt er beslist geen geheim van dat hij schuilgaat achter ene Frederik Baas die debuteert met de literaire thriller Dagboek uit de rivier. Het staat zelfs op de achterflap vermeldt. Naar de reden van deze doorzichtigheid laat het zich alleen raden. Is het een kwestie van op twee benen hinken, tilt het de tekst naar een hoger plan? ‘Literaire thriller’ is niets meer dan een marketingterm.

Ene Barbara heeft een moeilijke scheiding achter de rug. Haar nieuwe vriend is de zorgzame uitgever Robbert. Samen met hem en haar zevenjarige zoon Rens gaan ze tijdens de zomervakantie een weekje er tussenuit. Robbert wil het liefst naar Frankrijk, maar Barbara heeft bij een auteursborrel heel fijn gesproken met een succesauteur van Robbert die sinds een paar jaar een huis heeft in de Ardennen en daar nog wel een leuk boerderijtje te huur weet.

Het verhaal wordt verteld vanuit de naamloze schrijver, die na zijn overweldigend goed ontvangen debuut nu al weer jaren droog staat. Hij heeft zich tezamen met zijn hond Clint teruggetrokken, leidt een kluizenaarsbestaan. De schrijver geeft af en toe korte vooruitblikken. ‘Ik had nog geen idee wat er allemaal zou gaan gebeuren, maar ik voelde wel aan dat het meer was dan alleen een vakantiebezoek uit Nederland.’ Een manier om wat spanning op te bouwen, maar dat is waar het in dit boek eigenlijk grotendeels aan ontbreekt. Het verhaal kabbelt voort, pas tegen het eind wordt de spanningsboog enigszins aangetrokken.

Met betrekking tot de vorm wringt het zo nu en dan. De schrijver geeft gesprekken tussen Barbara en Robbert met grote stelligheid weer, verklaart dat met zinnetjes als: ‘Hoe gaat zo’n gesprek’. Nu mag de vertellende schrijver – en Baas van Mersbergen als zijn leidsman – natuurlijk het belangrijkste wapen, de verbeeldingskracht, zonder terughoudendheid inzetten. Maar soms volgt de verteller ook zijn bezoekers om te weten wat er over hem wordt gezegd. Dat zorgt voor een zekere wankelheid in het verhaal die niet zomaar bij te sturen is met ‘daar kwam ik later achter’ of ‘Barbara vertelde me later aan de picknicktafel’ of ‘weet ik uit betrouwbare bron’. Maar zelden worden gesprekken achteraf woordelijk weergegeven.

Is dit wat de redacteur, of waarschijnlijk eerder de marketeer, bedoelt met het verkennen van de grenzen van de illusie, waarmee Baas diepe indruk maakt? Een zin als ‘Die nacht was ik er niet bij toen zij en Robbert nog wat napraatten over die dag, in dat vakantiebed’ roept onbedoeld vragen op als: anders wel, dan? De vorm leidt jammer genoeg af van het verhaal, zorgt voor gekunsteldheid. Baas geeft af en toe, literair gezien, onnodige uitleg. Bij een figuur die op een fiets de heuvel afschiet, wordt nog eens benadrukt dat hij de benen stilhoudt. Planken kraken, wanneer gemeld wordt dat Rens boven loopt. Barbara hoort Robbert de kaas snijden. Dat komt door het tikken van het mes op de plank. Maar het is waar, in het thrillergenre moet nu eenmaal meer uitgeschreven worden.

Er is jaren geleden een verstandelijk ietwat achtergebleven meisje vermist. In de werkkamer van de schrijver hangen allerlei krantenknipsels. Een plek waar de uitgever niet mag komen. Dagboek uit de rivier is in de eerste plaats het verhaal van een schrijver met een blokkade.

Het geeft ook aan hoe deze schrijver – en wellicht ook Baas – denkt over het vak, over de bemoeizucht van de uitgever. De dwingelandij van mensen die nooit zelf iets creëren. En het belang van de ‘echte lezer’, daarmee niet de criticus bedoelend.

Uitgevers duiden je aan de hand van je gebreken. Het eerste waar een uitgever aan denkt: boeken. En dan denken ze niet aan de boeken die er al zijn maar aan een nieuw boek, en of dat er komt. […] Voorzichtig zijn en hoop houden, dat is de tactiek. Een boek dat goed in de markt ligt, dat goed verkoopt. Maar hoe maak je dat? Wat vraagt dat van een schrijver? Daar denkt Robbert niet aan. Een schrijver sterft als hij zijn boek voor het eerst laat lezen, en wie is de eerste lezer? De uitgever. Wat wil hij van zijn eerste lezer horen? Dat het goed is, dat het prachtig is, dat we goud in handen hebben. Waarom kon Robbert dat niet?

En Barbara, de echte lezer, wel. Om met de hoofdpersoon van Baas te spreken: de lezer maakt het verhaal af, in zijn of haar hoofd. Een cliché, maar clichés zijn niet voor niets clichés geworden. Ze zijn de naakte waarheid. De schrijver in deze roman hunkert naar erkenning en wil tegelijkertijd een universeel, herkenbaar, persoonlijk boek maken. De uitgever lijkt niet te beseffen, niet te wíllen beseffen, dat zoiets niet als vanzelf komt. Dat geldt overigens ook vaak voor het lezerspubliek. Het opvoeren van een schrijver in een boek, anders dan in een autobiografisch geschrift, is en blijft gewaagd.

Rens raakt al snel verveeld want de oplader van zijn tablet is vergeten. Vissen, door beekjes waden, wandelen gaat al gauw vervelen. Al kan hij het goed vinden met Clint. Barbara en de schrijver verzinnen een speurtocht met het verdwenen meisje als inzet. Op dat moment komt het verhaal tot leven en wordt eigenlijk duidelijk in welk genre dit boek thuishoort. Dagboek uit de rivier is als Young Adult geslaagd.

Bert Trompenburg

Frederik Baas – Dagboek uit de rivier. Ambo | Anthos, Amsterdam. 328 blz. € 17,99.