Toespraak Jeroen Brouwers boekpresentatie De laatste deur, donderdag 16 maart 2017 te Antwerpen

Het verhaal van de laatste man op aarde. De wereld is door nucleair ingrijpen vernietigd, iedereen, mens en dier, is dood. Maar er staat nog één wolkenkrabber overeind. Daar is de eenzaamste man op aarde bovenop geklommen. Wat zou hij als enige nog blijven leven, overpeinst hij. Voor wie? Waarvoor? Zonder vooruitzicht, zonder liefde, zonder op wat dan ook te kunnen hopen. Hij laat zich vanaf de 250ste verdieping voorover vallen in de diepte, in de ruisende stilte die vanuit het heelal over de wereld is neergedaald. Vallen is het woord niet, het is neerstorten, de straat komt per secondeflard dichter op hem toe, wat is begonnen is niet meer te stoppen. Nu ben ik ook dood, kan hij nog denken, terwijl verdieping na verdieping langs hem heen naar boven schiet. Van hem uit gezien vlak boven de grond, op de 93ste verdieping klinkt uit een van de verbrijzelde ramen toch nog een geluid, anders dan van zijn flapperende kleren. Op het moment dat hij het raam passeert, hoort hij dat in de kamer daarachter een telefoon begint te rinkelen. Hij wil zijn armen nog spreiden om te proberen als een vogel te blijven zweven.

Zelfmoord is een verdrietige zaak en schenkt het mensdom geen vermaak. Je zal er maar een boek over schrijven en daar zelfs een levenswerk van maken. En er ook nog een feestje bij vieren als dat boek er is.

Van die desolate man tussen de wolken op dat hoge gebouw heb ik me ingebeeld dat hij een schrijver is. Sowieso altijd al in andere sferen verkerend, dikwijls afzijdig van mensengewoel, in zelfverkozen eenzaamheid en stilte. Aan dit cliché van de schrijver beantwoord ik in ieder geval. Laat mij maar tobben.
Ikzelf neig niet naar zelfmoord, maar ik kan me met empathie verplaatsen in wie ertoe heeft besloten. Als dat een schrijver is zeker, want ik ben er zelf een en herken me in alles dat des schrijvers is, in alle angsten en gekten. Er waren vakgenoten die er ten slotte niet tegen waren opgewassen. Waarom zij niet, en ik wel? Over het mogelijke waarom van hun ultieme daad gaat mijn boek. Soms moet nu en dan een schrijver gewoon blijven leven om de zelfverkozen dood van collega’s trachten te duiden. Ik leef nog en voel voldaanheid over mijn boek, in het rustige vermoeden dat het merendeel van de beschrevenen zou vinden dat ik hun waarden en kwaliteiten heb gememoreerd om met het licht daarvan het zwart van hun eigenhandig voltrokken einde te beschrijven. Er rinkelde geen telefoon meer toen ze neerstortten of ze hebben het niet gehoord of niet meer willen horen.
Ik zou willen dat ze allemaal nu en hier op dit feest zouden zijn, levend, getroost, gelukkig.
Dank dat u er in ieder geval bent. Het is mij een eer.

Jeroen Brouwers