‘Het is ieders goed recht om te beslissen waar zijn eigen archief naartoe gaat, maar ik vind het wel jammer dat Marcel Möring geen contact met ons heeft opgenomen. Hij is wel een belangrijke auteur die in de collectie past.’ Aad Meinderts, directeur van het Literatuurmuseum, steekt zijn teleurstelling niet onder stoelen of banken als hij hoort dat Marcel Möring zijn archief heeft overgedragen aan het Drents Archief. ‘Ik had het ook wel netjes gevonden als mijn collega even contact met ons had opgenomen.’

Meinderts benadrukt dat iedereen vrij is om te doen wat hij wilt. ‘Je ziet het wel vaker dat schrijvers contact hebben met een gemeentearchief of een provinciaal archief. Een enthousiaste conservator elders kan er soms voor zorgen dat een schrijversarchief voor het Literatuurmuseum verloren gaat. Vaak zie je dat na verloop van tijd, als de conservator weg is, dat men niet weet wat men met het archief aan moet en dan komt het alsnog naar ons. Dat is bijvoorbeeld ook gebeurd met een deel van het archief van Gerrit Krol dat eerst bij het Groninger Archief lag en nu in Den Haag. Of denk aan het archief van H.C. ten Berge dat eerst in Zutphen lag en later bij ons.’

‘Het voordeel van het Literatuurmuseum is dat wij de archieven in onderlinge samenhang kunnen laten zien. Nu is het straks zo dat de brieven van de hand van Marcel Möring bij ons liggen en de antwoordbrieven in Assen. Dat is niet erg handig. Ik snap de ambitie van mijn collega’s in het land wel, maar wij zijn hiervoor speciaal voor opgericht. Wij hebben intussen ook een grote expertise opgebouwd met dit soort schrijversarchieven. Die solide basis op dit vakgebied ontbreekt vaak bij andere archieven.’

Meinderts is niet bang dat de oproep van Möring aan collega’s om hun archief ook bij het Drents Archief onder te brengen veel navolging zal vinden. ‘Het is ook helemaal niet nodig om iets in bezit te hebben. Wij hebben een heel ruimhartig beleid voor ons depot. Op expositiegebied is er van alles mogelijk. Men zal niet snel vergeefs een beroep op ons doen.’