Gevangen tussen twee werelden

Romancier, dichter en essayist Ali Bader (1979) woont in Brussel, studeerde in zijn geboorteland Irak westerse filosofie en Franse letterkunde, uitmondend in zijn oorspronkelijke, satirische debuut Papa Satre over de pseudo-intellectuelen in het Bagdad van de jaren zestig. Bader heeft sindsdien een vijfentwintigtal titels gepubliceerd, waarin hij de (Arabische) geschiedenis net even kantelt, de zenuw van de maatschappij subtiel weet te raken. Hij laat onomwonden de sociale pijnpunten zien in een maatschappij die gebukt gaat onder steeds extremere verschillen. Bader gebruikt daarvoor een heel open stijl. Ogenschijnlijk eenvoudig, maar door vorm en ‘natuurlijkheid’ effectief.

In Baders jongste titel, De wolkenmuzikant, is de westers-georiënteerde Nabiel het getreiter van de salafisten beu. Net als zijn overleden oom, die een Poolse vriendin had, houdt hij van de geneugten van het leven. Hij drinkt graag een biertje op zijn tijd, draagt het liefst merkkleding en wil vooral met zijn klassieke muziek bezig zijn. Hij was cellist in een symfonieorkest. Maar muziek kan de nieuwe machthebbers niet bekoren. Het is liederlijk, Allah heeft het volgens hen verboden. Ook in The Tobacco Keeper, een roman van Bader uit 2008, die het eveneens waard is om vertaald te worden, speelt de worsteling van een muzikant om zich een plek in de Iraakse samenleving te veroveren een grote rol. Iets wat uiteindelijk tot zijn dood leidt. Nabiel in De wolkenmuzikant laat het niet zover komen.

Wanneer ze in Bagdad in zijn eigen buurt zijn cello in elkaar trappen, hem een paar klappen verkopen en geld van hem eisen voor de bouw van een nieuwe moskee, besluit hij na ampele overwegingen dat het genoeg is. Hij gaat naar het westen, waar alles beter is, luxueuzer, meer in harmonie. Hij betaalt ondanks de angst om opgelicht te worden een smokkelaar zevenduizend dollar. Via Turkije en een tiendaagse reis achterin een vrachtwagen zal hij uiteindelijk in Brussel aankomen. Maar is het wel België?

Er steekt ongetwijfeld een brok autobiografie in dit deel van het verhaal, maar Bader dringt snel door tot de kern, verveelt de lezer niet met tierlantijnen, onnodige details, of vluchtelingen-reisleed. Eenmaal aangekomen in Brussel, blijkt de emigrantenwijk waar hij wordt gedropt, een veel slechter onderkomen dan zijn eigen wijk in Bagdad. Hij blijkt het westen te hebben geïdealiseerd. De ideale stad, de stad met harmonie bestaat alleen in zijn hoofd in de wolken.

Het is de aloude droom van het paradijs ergens anders op aarde, buurmans gras dat altijd groener lijkt. Bader schrijft het verduiveld mooi op. Niets menselijks is hem vreemd. De hypocrisie van de mens speelt een hoofdrol. Nabiel komt in Brussel opnieuw salafisten tegen die van hem een bijdrage in de strijd vragen. Ook hier wil men een nieuwe moskee bouwen. De mens is overal hetzelfde. De soldaten van Saddam die als de religieuze militie precies hetzelfde ageren tegen de bevolking. Een kwestie van verwisseling van uniform. Met alle winden, met elk regime meewaaien.

Bader geeft de problematiek van de vluchteling duidelijk weer. De Belgen, de westerlingen, die Nabiel ontmoet geven af op hun land, maar Nabiel zelf moet dankbaarheid tonen voor de gastvrijheid. Hij heeft in de mooie Fanny wel een medestander gevonden. Zij is links, heeft al eerder vriendjes gehad uit Afrika en Turkije. Hij beleeft met haar gelukzalige tijden. In feite vormen zij een tijdje de ideale stad, een cocon van harmonie, twee mensen die schuilen bij elkaar. Maar ook hier rommelt de buitenwereld aan de deur. Een mooie parallel met de geboortegrond. Nabiel blijft ingeklemd tussen verschillende leefwerelden. Fanny is vrijgevochten, maakt nog al wat lawaai bij het liefdesspel. De Turkse buurman met twee opgroeiende gesluierde dochters pikt het op een gegeven moment niet langer en ramt de met veel pijn en moeite gekochte cello van Nabiel in elkaar.

Bader vlecht heel secuur, met een fijne scheut humor, zo af en toe stukjes herinnering in de tekst, een weemoedige scène met zijn openlijk verliefde oom bijvoorbeeld. Hij vergelijkt de samenleving met een symfonieorkest. De blanken de violen, de Zuid-Amerikanen de blaasinstrumenten, de oosterlingen het koper en de Afrikanen de trommels. Heimwee verklaart hij met een dierenfabel. Een ezel wil terug naar het dorp waar hij werd geslagen en uitgescholden. Waarom weggaan als je waarschijnlijk toch weer terugkomt op de plaats van bestemming, daar waar je je echt ezel kunt voelen.

De haarscheurtjes bij Nabiel worden steeds groter. Hij gaat vaak de hort op, drinkt te veel bier, flirt met alles dat een rok aan heeft. Het leven is voor hem van betekenis veranderd.

Werk veranderde in geld verdienen, liefde in seks, identiteit in religieuze overtuiging. Het vaderland werd iets wat we verdedigden zonder er te wonen, een plaats die we haatten zonder het te kunnen verlaten.

Bader heeft tot slot een mooie gezichtswisseling in petto. Eenmaal raden wie Nabiel van een demonstratie van rechts-extremisten redt? Het wordt daarna voor hem tijd om het getheoretiseer overboord te gooien en gewoon te gaan werken, met zijn muziek. De wolkenmuzikant is een moderne parabel, van binnenuit geschreven, over desillusie, over de onverschilligheid ten opzichte van de kunsten, ten opzichte van de mens als individu, overal in de wereld.

Guus Bauer

Ali Bader – De wolkenmuzikant. Vertaald door Richard van Leeuwen. Jurgen Maas, Amsterdam. 108 blz. € 16,95.