Een Chileense schrijver van weinig woorden

Er beweegt iets in Chili, en dan hebben we het niet over de aardbevingen die het land regelmatig treffen. De afgelopen jaren heeft deze afgelegen uithoek van Zuid-Amerika heel wat interessante literatuur voortgebracht. Na de helaas al overleden Roberto Bolaño volgden onder meer Hernán Rivera Letelier met zijn lezenswaardige roman De christus van Elqui, uiteraard Alejandro Zambra en nu ook diens jonge boezemvriend Diego Zúñiga.

Camanchaca, de titel van zijn debuut, verwijst naar de dichte mist die vaak over de Chileense landengte hangt en bijna alles aan het zicht onttrekt. De betekenis van dat beeld ligt voor de hand, want er wordt heel wat mist gespuid in deze roman. Daarin maakt een zwaarlijvige student met een slecht gebit samen met zijn vader en diens nieuwe gezin een tocht van Santiago de Chile naar het noorden, helemaal door de woestijn, tot in Tacna, een grensstad in het uiterste zuiden van Peru. De tandartsen zijn daar namelijk goedkoper.

Wie Latijns-Amerikaanse literatuur nog steeds uitsluitend associeert met de lang uitgesponnen verhalen en bloemrijke taal van auteurs als García Márquez of Vargas Llosa, zal raar opkijken als hij dit boek ter hand neemt. Van de kale, gebalde, onopgesmukte taal en de lege bladspiegels – soms staat er maar één kort zinnetje op de hele pagina – gaat een grote suggestieve kracht uit. Wat niet wordt gezegd en subtiel tussen de regels doorschemert, is in dit boek even belangrijk als wat er wél staat. Ook Alejandro Zambra schrijft compact, maar Zúñiga gaat daarin nog een stap verder. Een dozijn woorden kan vaak volstaan om de sfeer en het landschap te schetsen, zoals in dit voorbeeld: ‘De kleur van de hemel: oranje, af en toe misschien wel paars.’

Nu eens beschrijft Zúñiga een episode uit het leven van het hoofdpersonage met zijn moeder, een naar affectie en aandacht hengelende vrouw die haar zoon meesleept in een licht incestueus incident. ‘Na die ene avond sliepen we nooit meer samen’, verklaart haar zoon daarover later. Dan weer krijgt de lezer een stukje van de tocht door de woestijn voorgeschoteld. Daarbij wordt vooral veel gezwegen: de ik-figuur gebruikt zijn mp3-speler veeleer om zijn vader te negeren dan om werkelijk naar muziek te luisteren en lijkt de gebeurtenissen kil en emotieloos te registreren. Als hij dan toch eens écht probeert te communiceren met zijn vader, bijvoorbeeld over de ware toedracht van de dood van oom Neno, loopt het gesprek razendsnel dood. Ook een bezoek aan de grootvader, een getuige van Jehova die in Iquique woont, brengt daarover geen duidelijkheid: opa wil geen woord lossen. Slechts een keer komt de hoofdpersoon in de buurt van de waarheid wanneer zijn moeder herinneringen ophaalt aan oom Neno, maar al gauw komt daar een abrupt einde aan als ze haar zoon laat weten dat ‘hij de waarheid toch niet zou kunnen begrijpen’.

Dit coming-of-age boek gaat niet alleen over het pijnlijke verleden van een gebroken gezin, maar ook over het collectieve trauma van een gewond land. Het geweld van Pinochets militaire dictatuur wordt weliswaar bijna uitsluitend in bedekte termen vermeld, maar zindert nog voelbaar na in dit boek. In één geval wordt de verdwijning en marteling van een familielid tijdens de militaire dictatuur opgerakeld, al luidt een andere versie van dat verhaal dat de man door een ufo werd ontvoerd.

Tot een loutering of verzoening komt het niet. Zelfs het prachtige woestijnlandschap maakt weinig indruk op de hoofdpersoon: ‘Alleen maar de woestijn en de snelweg en de wijde hemel, azuurblauw en wijds.’ Je vraagt je af hoe het na het abrupte einde verder moet met deze beschadigde jongeman. Toch lijkt hij nog niet helemaal afgestompt te zijn, zoals blijkt uit de gruwelijke dromen die hem kwellen. Het droombeeld van zijn vader die als een reusachtige walvis over Santiago zweeft en met harpoenen wordt bestookt, is beklijvend.

De amper dertig jaar oude Zúñiga heeft met Camanchaca een krachtig en indrukwekkend debuut geschreven. De kans is groot dat we in de toekomst nog meer van hem gaan horen. Hulde ook aan de kleine, maar puike uitgeverij Karaat, die na Valeria Luiselli en Alejandro Zambra nu een derde beloftevolle auteur heeft opgepikt en de vinger aan de pols van de Latijns-Amerikaanse literatuur houdt. Een landkaartje van Chili met de belangrijkste plaatsnamen die in het boek voorkomen, zou overigens wel handig zijn geweest bij de lectuur van deze roman.

Daan Pieters

Diego Zúñiga – Camanchaca. Vertaald door Merijn Verhulst. Karaat, Amsterdam. 144 blz. € 17,95.