De Nooy viert de menselijkheid in alle mogelijke toonaarden

Richard de Nooy (1965) groeide op in een gesegregeerd Zuid-Afrika en kwam, nauwelijks Nederlands sprekend, naar Amsterdam. Een cultuurshock van jewelste. In zijn ogen hadden en hebben we het hier goed voor elkaar, althans beter dan we zelf soms beseffen. De buitenstaander werd, gelukkig voor ons, een schrijver en begon de verwondering te delen, puur, onsentimenteel. Hij schreef aanvankelijk in het Engels, maar leerde zich ondertussen ook het Nederlands aan. En zoals zo vaak, wanneer verschillende culturen zich mengen – kijk bijvoorbeeld naar Herta Müller en Breyten Breytenbach – ontstond er een geheel eigen, verfrissend idioom.

Het leverde tot nu aan toe drie romans op in een terughoudende, bittergeestige stijl. Literaire ‘onderzoeksjournalistiek’. Romans in verhalen. O, wat wilden mensen in zijn (uitgeef)omgeving graag dat hij eindelijk eens een lineaire roman zou ophoesten. Maar juist die schijnfragmentatie in het eerdere werk – zonder ze stuk voor stuk kwalitatief af te doen – heeft de nieuwe roman Van kleine helden mogelijk gemaakt. Het is alsof Zacht als Staal en vooral Zendingsdrang eerst geschreven moesten worden voordat dit magnus opus van barmhartigheid het licht kon zien. Het is de mens, de voorbijganger, die vaak bij toeval, een ander mens helpt.
Zonder alternatieve agenda, zonder aan het motief te denken. Barmhartigheid zoals die moet zijn, op een manier waarop het door eenieder te dulden is, te waarderen móet zijn. De onvoorwaardelijkheid staat voorop. Een onvoorwaardelijkheid, een oprechtheid waarvan deze roman doordesemd is. Zeker ook stilistisch. Het is het alledaagse dat ons kan redden, het individu tegen de keer. Het kleine geluid dat ver draagt.

Via Noorwegen, Zweden, Denemarken, Duitsland, Tsjechië, Italië, Slovenië, Kroatië, Servië, Bulgarije, Turkije, Syrië, Libanon komen we in Israël terecht. De roman heeft een Europees karakter. De schrijver als visionair, als degene die wensgedachten verwoordt. Deze roman is dankzij de fijn meanderende stijl in één ruk uit te lezen, puur als entertainment. In die zin heeft het een Hrabalesk karakter. Maar eenieder moet eenvoudigweg wel op een of andere manier de gelaagdheid proeven.

De Nooy weet, zonder dat er ook maar eenmaal een breuk in het geheel ontstaat, lichte verschuivingen in stijl en dialoog, in vorm en benadering van het thema toe te passen, precies aansluitend bij de verschillende landsaarden. De personages zijn door de schrijver met zorg omgeven. Je ademt steeds opnieuw hun adem, proeft de atmosfeer waarin ze verkeren, hetgeen elk hoofdstuk, elk land, waarachtig maakt, en tevens de roman als geheel. De Nooy verbindt uiterst subtiel, weeft langzaam een totaalweb. De reiziger Per en zijn hond Bodolf vormen daarbij de rode draad.

In feite slecht De Nooy met dit boek de grenzen, de muren, door te laten zien dat ergens in eenieder een zelfde kern schuilt. Ja, we zijn onderdeel van een groter geheel, maar dat blijkt juist uit het individualisme. Zonder dat het maar een moment eendimensionaal wordt. Het hoofdstuk ‘Pavel, Praag, Tsjechië’ is daar een uitgelezen voorbeeld van. Pavel is jongvolwassen en autistisch. Ergens nog een kind, niet gek, maar speciaal.

‘Hoe is het met Iveta? Gaat ze als bijna dood?’ Het is Pavel, de buurjongen. Hij knippert met zijn ogen, te vaak en te overdreven, alsof hij steeds foto’s van zijn omgeving maakt. Er zit geen rem op, weet Jaroslav inmiddels. Dat maakt zijn onbesuisde vragen iets makkelijker te verdragen.

Pavel heeft een schietstoel gekocht en vraagt de buurman, de ingenieur Jaroslav Formánek, hem te helpen deze te assembleren. Pavel had de vorige bewoonster van het appartement van Jaroslav en Iveta tot aan haar dood verzorgd met thee en soep. Samen maakten ze puzzels. Na een lange aarzeling, Pavel houdt niet van verandering, maar is vol bewondering voor ingenieurs, komt het tot een treffen met de ‘koningin’ van Jaroslav. Een messcherpe, door hart en ziel snijdende dialoog van De Nooy. Jaroslav raakt steeds verder betrokken bij het ‘kosmische plan’ van Pavel om Iveta’s ziel te redden. Jaroslav helpt de jongen en put uit de vervolmaking van de fantasie in feite zijn ultieme troost. Wanneer Iveta sterft voeren de vader van Pavel en Jaroslav samen het toneelstuk op. De wederzijdse steun die De Nooy met enkele pennenstreken neerzet, is werkelijk groots. Zo intens dat ook de lezer daar weer troost uit kan putten.

Het leven komt bij de echte schrijvers extra onversneden binnen, en dat maakt het mogelijk dat deze superobservators de schakeringen van de empathie kunnen laten zien. In het Hebreeuws is barmhartigheid een prachtig woord, namelijk een meervoudsvorm van ‘baarmoeder’. Rachamim. (Met dank aan dr. P. Beentjes) Het schenken van leven van binnenuit dus als het ware.

Wat voor een schrijver ben je wanneer je de emoties achter de woorden niet kunt laten voelen. De Nooy ontroert echt, uiteraard zonder ook maar een moment sentimenteel te woorden. Dit is een boek waarin je op bedevaart kunt gaan. Ja, naarmate we meer naar het oosten afzakken, krijgt het boek een steeds Messiaanser karakter, maar de nadruk blijft liggen op de kracht van het individu. Het is de eenling die telkens het verschil maakt. Elk personage op zich in de roman. Én De Nooy als schrijver. Het is zijn beste boek. Een roman die alles in zich heeft om een (veelvuldig vertaalde) klassieker te worden. De Nooy viert de menselijkheid in alle mogelijke toonaarden. Voor dit enorme register kun je alleen maar dankbaar zijn.

Guus Bauer

Richard de Nooy – Van kleine helden. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam. 374 blz. € 19,99.