We zijn allemaal pionnen op een schaakbord

13 minuten. Zo lang duurt het om het schijnbaar levenloze lichaam van Natasha (Tasha) Howland te reanimeren nadat ze op een koude winterochtend uit de rivier wordt opgevist. Tasha overleeft, maar lijdt aan geheugenverlies; een nogal voorspelbaar trucje om de ware toedracht van dit bizarre ‘ongeluk’ te achterhalen. Pinborough verspreidt haar verhaalstof over drie lijvige delen; voornamelijk het eerste en derde deel weten het sterkst te overtuigen. Aanvankelijk bouwt de auteur de spanningsboog minutieus op en zorgt ze vanaf de allereerste bladzijde voor een unheimlich sfeertje. Pinborough focust op de gedachte- en gevoelswereld van meerdere personages uit Tasha’s entourage, waardoor een caleidoscopisch portret ontstaat. Zo schept de auteur voldoende context om Tasha’s ongeluk te kaderen en een handvol personages – al dan niet rechtstreeks – aan het woord te laten. In het tweede deel ligt de focus te sterk op het politieonderzoek, aangevuld met eigen nasporingen van Tasha en haar vroegere boezemvriendin Becca. De toon wordt steeds dreigender en er vallen onschuldige slachtoffers. Dat lijkt het verhaal meer vaart te geven, maar enkele dramatische scènes worden nogal snel afgehaspeld en zijn minder beeldend geschreven. Het derde deel brengt opnieuw de nodige schwung in het boek: de misdaad lijkt opgelost, motieven en drijfveren uitvoerig belicht. Becca merkt echter dat alles wel erg toevallig op z’n plaats viel. Ze reconstrueert de feiten andermaal en detecteert een ingenieus netwerk van intriges, met een onvoorspelbare en onthutsende apotheose tot gevolg.

Pinborough wil duidelijk meer dan de zoveelste thriller voor adolescenten schrijven. Behalve de inventieve zoektocht naar de waarheid, verrijkt ze haar verhaal met een keur aan subthema’s, zoals de kwetsbaarheid van vriendschappen, de verborgen agenda’s van onze naasten, de zoektocht naar een eigen identiteit. Niet alle thema’s komen overtuigend uit de verf, maar Pinborough levert een behoorlijk gelaagde roman af. 13 minuten is beduidend beter dan de gemiddelde jeugdthriller. Pinborough schrijft vanbinnen uit en raakt zo de kern van de adolescentie als verwarrende levensfase, vol kansen en vol beslommeringen. Bij monde van haar personages ontmaskert ze de hypocrisie binnen het schijnbaar liefdevolle huwelijk van Tasha’s ouders; in werkelijkheid leven de aan alcohol en shoppen verslaafde moeder en overwerkte vader hun eigen levens. Ook de (onbewuste) druk van de peergroup wordt haarscherp geanalyseerd; voornamelijk de kritisch-beschouwelijke passages van Becca worden evenwichtig en realistisch uitgewerkt. Hoewel een personele verteller over Becca’s besognes bericht, overtuigt ze – net als Tasha – als round character. Beide personages leveren gevatte kritiek op sociale conventies, maar sparen zelfspot evenmin:

Sinds het duidelijk was geworden dat ik niet verder zou gaan met een beetje doodgaan, kwamen er minder lieve reacties. Het was voorbij, al die dramatische toestanden waren achter de rug. Dat zullen we dan wel merken wanneer ik weer naar school ga. Ik moet wel een beetje om mezelf lachen, het klinkt zo ijdel.

Enkel in de verhaallijn over Tasha is een belevende ik-verteller aan het woord, nu eens in een directe stijl, dan weer via dagboekfragmenten. Samen met flarden van consultatiegesprekken tussen Tasha en haar begeleidende arts en uittreksels uit het dossier van inspecteur Bennett bieden ze een geslaagde inkijk in Tasha’s ervaringswereld. In de overige verhaallijnen is een personele verteller aan het woord. Zo voeren Tasha’s beste vriendinnen Jenny en Hayley duidelijk iets in hun schild, getuige de macabere boodschappen in hun drukke sms-verkeer.

Ook stilistisch is 13 minuten behoorlijk evenwichtig. Pinborough gaat zich niet te buiten aan maniërisme, levert integendeel een vlot geschreven verhaal af, dat weleens wijdlopig wordt, maar nergens gaat vervelen. Met beelden en (literaire) verwijzingen zou ze echter spaarzamer mogen omspringen. Becca en enkele schoolgenoten voeren Heksenjacht (The Crucible) van Arthur Miller op, een toneelstuk over machtsspelletjes, angst en passie. De symboliek voor het verhaal is overduidelijk; de vele expliciete vermeldingen daarom overbodig. Ook de metafoor van de personages als pionnen op een schaakbord wordt overvloedig herhaald en verliest zo aan kracht. Niet op Pinboroughs conto te schrijven, maar meermaals storend is de bij momenten onbehouwen vertaling:

Wat hij ook was, soms moest ze zichzelf knijpen om te kunnen geloven dat hij haar vriendje was.

En ik dacht ook niet aan Nicola Munroe en haar gezwollen lijk. Misschien is dat ding wat net buiten mijn bereik is wel een geschenk.

Met 13 minuten is Sarah Pinborough niet aan haar proefstuk toe en dat merk je. Een geheel geslaagde jeugdthriller is het evenmin geworden, maar Pinborough levert via een ingenieus netwerk van zijlijntjes en onverwachte wendingen een gelaagde en behoorlijk spannende ‘whodunit’ af. Een meerwaarde binnen het genre, zonder meer.

Jürgen Peeters

Sarah Pinborough – 13 minuten. Vertaald door Carla Hazewindus. Van Goor, Houten. 368 blz. € 12.99.