Elk kind, elk mens, elke lezer een eigen Sabel

In het voorjaar van 1943 was er volgens de bezetters ontoelaatbaar veel jong grut in het Kamp Vught. Kinderen werden gescheiden van hun ouders ondergebracht in aparte barakken. Er moest worden afgevloeid. (Opmerkelijk hoe totalitaire regimes het eufemisme elke keer weer omarmen.) In mei vertrokken twee transporten, een maand later werd verordend dat alle kinderen met hun ouders moesten vertrekken. Zoals gebruikelijk werd ‘hoop’ gebruikt om hen allen gedwee in de treinstellen te krijgen. Ze zouden worden ondergebracht in een speciaal kamp. Via Westerbork eindigden ze zes dagen later op 11 juni meteen in de gaskamers van het Poolse Sobibor.

Suzanne Wouda (1974), werkzaam in het onderwijs, schreef een roman voor volwassenen en drie historische jeugdboeken, waaronder de roman Sabel, die wat toon en aanpak betreft een volwassen indruk maakt, de (jeugdige) lezer serieus neemt. Het verhaal over de kindertransporten – of eerder de opmaat daartoe – wordt verteld vanuit het perspectief van het Joods jongetje Max. Prettig wanneer de wet van de grote getallen niet wordt toepast, of, zoals in dit geval, slechts achterin bij de verantwoording en de woordenlijst wordt ingezet. Een persoonlijk verhaal geeft eigenlijk altijd een gemoedstoestand, de sfeer in een bepaalde tijd beter weer.

Wouda maakt handig gebruik van alternerende hoofdstukken: enerzijds de dagelijkse gang van zaken in Kamp Vught in de maanden mei en juni 1943, anderzijds de veranderende thuissituatie in Amsterdam vanaf september 1941 tot en met de ontdekking op het onderduikadres en het afvoeren naar Vught. Als vanzelf komen de beide verhaallijnen samen achter het prikkeldraad. Het verklaart de geleidelijkheid waarmee het dagelijkse leven verslechterde, de acceptatie van steeds weer andere verordeningen onder het mom van: ‘erger kan het niet worden’ en ‘het zal wellicht niet meer zo lang duren’. Het niet meer naar een park kunnen, een zwembad en het strand, het tegen heug en meug aanbrengen van de ster op de kleding.

Het boek heeft, zelfs voor een strikte hondenvriend, een van de mooiste omslagen van de laatste tijd. Een scherpe detailfoto van de kop van een rode kater, een van de mysterieuze ogen strak gericht op de kijker. Aanvalsdrift, onverzettelijkheid, uniciteit, onafhankelijkheid, verzet, vrijheid, hoop, aaibaarheid en onvoorwaardelijke vriendschap. Dat is wat de kater Sabel vertegenwoordigt in het verhaal voor de jonge Max. Hij klampt zich vast aan zijn verdediger en enige vriend. En tegelijkertijd is Sabel helaas ook het symbool voor verlies.

Daarnaast houdt Max van boeken. Een roman van Karl May over Winnetou en Old Shatterhand heeft hij stukgelezen. Wat moet je anders wanneer je tijdens de onderduik altijd maar binnen moet blijven. Wouda laat goed zien dat Max zijn verbeelding inzet als een overlevingsmechanisme. Sabel benoemt hij tot opperhoofd der roodvachten.

Zijn enige andere houvast is de taal. Hij verzint nieuwe woorden voor de nieuwe situatie waarin hij terecht is gekomen. Woorden die beter passen bij de functie die ze daar hebben. Het eerste wat hij doet als hij eenmaal volleerd woordverzinner is, is een ander woord bedenken voor prikkeldraad. ‘Veel te vrolijk voor draad dat zoveel mensen gevangen houdt.’ Max is misschien wat voorlijk, maar hij stelt zichzelf vragen die bij een prepuber passen, determineert woorden die hij niet thuis kan brengen, zoals bijvoorbeeld de Duitse benamingen. Durchgangslager verstaat hij begrijpelijkerwijs als deur-gang-slager. Mooi consequent door Wouda tot het einde volgehouden. Bij het woord ‘concentratiekamp’ denkt Max aan de meester van school die altijd opperste concentratie wilde.

De thuisscènes zijn sterk, ontroerend. Vader en moeder worstelen met hoe ze alles moeten verklaren voor hun zoon. De vader leeft zich in de verbeeldingswereld van de jongen in: ‘Ik had ook rooksignalen moeten geven.’ Wouda laat de vader ook sprookjes vertellen, waaruit Max met enige moeite beweegredenen voor wat er gebeurt zou kunnen halen. Een oud Joods, ietwat bewerkt sprookje over de naar geluk zoekende koning en de arme klompenmaker bijvoorbeeld.

Sabel volgt Max overal, weet zich in het kamp onzichtbaar te maken voor de bewakers. Je weet dat het onmogelijk is, maar Wouda maakt het aannemelijk. En daardoor komt de waarheid, die je ergens wel weet, toch nog wat onverwacht. Een mooi open einde, dat tegelijk een voor eenieder bekend vervolg heeft. Je gunt elk kind, elk mens, elke lezer een eigen Sabel, een eigen leger van Sabels.

Guus Bauer

Suzanne Wouda – Sabel. Hoogland & van Klaveren, Hoorn. 112 blz. € 14,90.